Een mysterieus virus, lange coma, experimenterende dokter en wakende zus… Nog niet zo lang geleden waren dit taferelen waarbij we ons wel iets konden voorstellen, maar die ver van ons (ziekenhuis)bed af leken te staan. Door de huidige coronapandemie komen zulke situaties akelig dichtbij. Vandaar dat Een soort Alaska (1982) van Harold Pinter, nu gespeeld door Het Nationale Theater in regie van artistiek leider Eric de Vroedt, een fascinerende relevantie krijgt.
Pinter baseerde Een soort Alaska op historische feiten uit het beroemde boek Awakenings (1973, vertaald als Ontwaken in verbijstering en verfilmd in 1990) van neuroloog Oliver Sacks. In de jaren twintig van de vorig eeuw, kort na de Eerste Wereldoorlog, werden miljoenen mensen getroffen door een onbekende slaapziekte, veroorzaakt door een virusinfectie van hersenweefsel; ze zakten apathisch weg in jarenlange lethargie. Een aantal overlevenden ontwaakte toen de Engelse zenuwarts hen in de jaren zestig, in een krankzinnigengesticht in New York, een experimenteel dopaminemedicijn toediende. De euforie over de wedergeboorte sloeg later om in ontsteltenis, vanwege complicaties als maniakale bijverschijnselen en gekwelde gemoederen. Levensvreugd en levensmoeheid streden om voorrang.
Pinter concentreert zijn eenakter rond het ziekbed van de jonge vrouw Deborah (Yela de Koning). Zij ontwaakt weliswaar uit haar decennialange coma, maar wordt direct gekweld door dwangmatige tics, verwarde herinneringen, erotische droombeelden en half-ware dwaalgedachten. Gelukkig actualiseert De Vroedt Pinters situatieschets niet. Nergens vallen woorden als COVID-19 of IC-bed. Die resoneren vanzelf mee, vanuit ons collectief geheugen.
De Vroedt kiest voor een sobere enscenering met het geïnfecteerde slachtoffer onder een laken in een hypermoderne ligstoel. Daardoor ontstaat alle ruimte voor onuitgesproken zingevingsvragen over lijden, lust, zonde en ziekte. Deborah schiet alle kanten op in haar versneld bewustzijn over leugen en waarheid. Ze gelooft nauwelijks wie er in de tussentijd zijn gestorven. En is ze wel zo onschuldig wanneer ze haar trouwe zus Pauline (Antoinette Jelgersma) kwetst met bot commentaar over haar preutse voorkomen en aftakelend lijf?
De Koning laat als jonge actrice al haar talenten zien; beheerst zoekt ze uitersten op, van dromerig meisjesgebabbel tot manipulatieve beschuldigingen. Ook in haar motoriek switcht ze van springerige danspasjes naar lethargische terugvallen. Haar arts Hornby (Mark Rietman), tevens Paulines ex-man, geniet zichtbaar van zijn succesvolle experiment. Kortaf reagerend met afgemeten zinnen probeert Rietman hummend Deborahs verwarde dubbelzinnigheden te temmen. Jelgersma staat er naast, als bevroren schaduw, ogenschijnlijk rustig, maar ondertussen worstelend met ingehouden schaamte. Zo ontstaat strak uitgelicht een contrastrijke driehoek, waarbinnen het bulkt van vragen over wie leeft, wie lijdt en wie zich verlustigt.
Foto: Maarten Mooijman