Freek Mariën, bekend als poëtisch jeugdtheaterauteur en -regisseur, wilde ook theater voor volwassenen maken, en heel graag een echt schurkenstuk. (meer…)
De achterwand is opgebouwd uit gestapelde, vierkante witte dozen, die deels ook aan draadjes hangen. Ervoor staan de instrumenten klaar van een vierkoppige band, omstrengeld door een witte slang die licht kan geven. Overal liggen snoeren. Bij het drumstel staat een mengpaneel waaraan een spaghetti van elektrische kabels ontspruit, als een uitbundige plant die nodig gesnoeid moet worden.
Pas na enige tijd komt een man op, die een omstandig hak-op-de-tak-verhaal begint af te steken. Het gaat over tijd, over ruimte, over natuur en techniek, aarde en heelal. Er komen zowel aardige weetjes voorbij, als wetenschappelijke theorieën. Gaande dit verhaal komen de andere bandleden op, die de verteller één voor één in zijn relaas betrekt, en voorstelt. Dan gaat het hele gezelschap weer af, keert de verteller terug, en draait hij zijn hele opening opnieuw af, inclusief heel precies herhaalde grapjes en quasi-versprekingen.
Zo begint ECHT, een nieuwe productie van het Leidse Veenfabriek met de muziekgroep Susies Haarlok, die vrijdag 11 oktober haar première beleefde in Theater Ins Blau, ook in Leiden. De eindregie was in handen van John van Oostrum, die ook een hand had in de scène, waarin licht en elektronica een belangrijke rol spelen. Joeri Vos, artistiek leider van de Veenfabriek, tekende voor de dramaturgie. Het idee voor ECHT kwam van Susies Haarlok; Wessel Schrik, de voorman van de band, speelt als de verteller de hoofdrol.
De makers bedoelen ECHT als muziektheater. Met de muziek zit het wel goed. De leden van Susies Haarlok beheersen zowel hun instrumenten – cello, basgitaar, drums, piano en hun stemmen – , als het elektronisch goochelen met, en vervormen van, de klank die ze met die instrumenten kunnen produceren. Hun soundscape boeit altijd wel, gedurende de honderd minuten die ECHT duurt.
Het theater overtuigt minder. Waarom die lange opening twee keer achter elkaar, en dan nog op vrijwel dezelfde manier? Traag beginnen, doelbewust het tempo drukken – dat kan natuurlijk, maar neem je publiek daar dan ook in mee. Maak die traagheid onderdeel van een dwingende dramaturgische logica, die ons als kijkers onweerstaanbaar meesleurt, de hele voorstelling door.
Ook de teksten zijn te vrijblijvend. De verteller hopt van hoofdzakelijk exact-wetenschappelijk feit of dito leuke anekdote, naar theorie, naar zou-kunnen, of stel-je-voor-dat. En weer terug. Heen en weer, alsmaar opnieuw. Nooit wordt duidelijk waar hij nou heen wil, bij welke ster op miljoenen lichtjaren afstand dit universele, alomvattende gebazel moet eindigen. Er zit geen lijn in zijn betogen, laat staan dat die een voor het publiek evidente verbinding aangaan met de begeleidende muziek.
Bij vlagen zijn ze wel grappig of anderszins onderhoudend, daar niet van. Maar het blijven meer praatjes bij de toevallig op dat moment gedraaide plaatjes. Echt muziektheater wordt het daardoor nooit, en honderd minuten zijn dan wel lang. Toch groeit ECHT, naar het einde toe. De projecties op de wand van kartonnen dozen, ontworpen door Noemi Biro en Pleun Gremmen, worden steeds spectaculairder, en die gaan wél een verband aan met de muziek.
Dezelfde groep makers produceerde drie jaar geleden GROEI, een voorstelling die op dit platform een jubelende recensie kreeg. Maar in GROEI was de hoofdrol voor een actrice van buiten Susies Haarlok, Ruta van Hoof. Misschien is het dat wat ECHT ontbeert: de frisse kijk op het materiaal vanuit een andere discipline.
Foto’s: Isabelle Renate la Poutre
Geachte heer Ramaer,
Dank voor het bezoeken van de voorstelling en de moeite die u hebt genomen daar vervolgens woorden aan te wijden.
Wij hadden, zoals u liever een actrice mee had zien doen in ECHT, ook liever Karin Veraart als recensent gezien van deze voorstelling. Waarom refereert u aan een oude voorstelling (GROEI) die u niet eens gezien heeft, om vervolgens de recensie te eindigen met een “misschien…”- redenering, terwijl u mij eerder dergelijke redeneringen verwijt (“naar-zou-kunnen, stel-je-voor”); woorden die ik overigens allemaal niet uitspreek tijdens de voorstelling.
U noemt mij “de verteller”. Hebt u naar een sprookje zitten kijken? Deze voorstelling gaat voor mij over het onderzoeken van andere perspectieven dan het eigen perspectief en over manieren om de werkelijkheid te vangen. Ik probeer me dan ook echt in uw blik te verplaatsen, maar kan niet anders dan tot de conclusie komen dat u een feitlijk onjuiste samenvatting geeft van wat er te zien is. U zet daarmee de lezer op het verkeerde been. De voorstelling begint met een welkomstwoord mijnerzijds waarin ik het publiek meeneem in een manier om naar het te presenteren materiaal te kijken en te luisteren. Daarna komen álle spelers gedurende de avond aan het woord al dan niet als personages of versies van zichzelf.
In mijn welkomstwoord zeg ik ook dat wij vragen proberen te beantwoorden vanuit de muziek. Veel van de materie die ter sprake komt zit verwerkt ín de noten. Ondanks dat deze hint u twee keer ter ore is gekomen (misschien een derde herhaling invoegen?) heeft u dat verband niet weten te leggen en doet u de muziek af als ‘toevallig gedraaide plaatjes’.
Denigrerend.
Hoe kunt u een verhaal over een zangvogel waarna wij letterlijk die vogelzang noot voor noot meespelen een praatje bij een toevallig plaatje noemen? Of een klankdicht over kwantummechanica dat uitmondt in een compositie die door delays klinkt als 2 bands: 1 en 0, hier én daar. U heeft nota bene zélf nog meegezongen met de intervallen van π! U heeft kennelijk ofwel een slecht geheugen ofwel slechte oren ofwel allebei (héél kwantum). Maar waarom schrijft u dan in vredesnaam over muziektheater?
En passant meent u ook nog te kunnen bepalen wat wel en niet muziektheater is. Wel, ik denk dat, wanneer alles tussen 40-45 De Musical en Stockhausens Licht muziektheater is, ECHT zich ergens in het midden tussen die twee uitersten bevindt.
Een rectificatie zou op zijn plaats zijn.
Met vriendelijke groet,
De verteller