Niets is zo ongrijpbaar als de wind. Soms hoor je hem suizen, gieren of fluiten, soms voel je hem zachtjes langs je wangen strelen of slaat hij vol in je gezicht. Hij steekt op, gaat weer liggen, manifesteert zich in bewegingen en geluiden en verdwijnt weer waar je bijstaat. De wind is zoals dromen of verlangens zijn: altijd om je heen, maar vasthouden, dat lukt niet. Je probeert hem te pakken, en weg is-ie. (meer…)
Een zacht getingel begeleidt de toeschouwers die het van witte voiles gemaakte tentje inkruipen. Overal op de grond liggen zachte kussentjes en in het midden ligt een vrouw onder een dekentje. Ze slaapt zo heerlijk, ze heeft echt helemaal geen zin om op te staan. Met haar zachte pyjama, warme sokken en warrige bos krullen is dit vrouwtje Duimelot een en al soezerige zachtheid.
Met zachte dromerige liedjes leidt Duimelot haar jonge publiek (vanaf 1,5 jaar) door haar fluffy droomwereld. Ze heet de kinderen welkom op haar logeerpartijtje, maar ze valt om de haverklap in slaap. Daarom vraagt ze een aantal kinderen om haar wakker te houden met muziekinstrumentjes zoals een triangel, een ratel en een paar claves. Sommige kleintjes vinden het nog wat lastig om de koppeling te maken tussen wanneer je geluid moet maken en wanneer Duimelot slaapt, maar allemaal zijn ze enthousiast om mee te helpen.
Hierna komt de voorstelling in een meer associatieve stroom terecht, waarin de wind ruist, veertjes ronddwarrelen en een grote ballon tevoorschijn komt. Het is allemaal lieflijk en luchtig, waarmee zelfs de schuwste dreumesen tot beweging en interactie worden verleid.
Maud Dolsma speelt Duimelot innemend en toegankelijk, ze maakt op een vanzelfsprekende manier contact met haar publiek. Qua spel valt er nog wel wat bij te schaven want erg overtuigend valt ze bijvoorbeeld niet in slaap. Ook zou deze theatrale wereld nog wat versterkt kunnen worden door het uitbouwen van het spel met de ballon en de veertjes. Er gebeurt net te weinig. Voor dit publiek, veelal kinderen die voor het eerst met theater kennismaken, zou je wensen dat Duimelot – hoe lieflijk ook – toch een tikje minder vluchtig was.
Foto: Sjoerd Kelderman