In het hoofdstuk ‘Verzet Tweede Wereldoorlog’ komen scholieren in de geschiedenisboeken namen tegen als Gerrit van der Veen, Hannie Schaft, Erik – Soldaat van Oranje – Hazelhof Roelfzema, Walraven van Hall en met een beetje geluk de Surinaamse schrijver Anton de Kom. Maar dat er behalve De Kom nóg een heel leger aan verzetsmensen met een Nederlands overzeese achtergrond heeft rondgelopen, komen scholieren niet te weten. (meer…)
Na Dodenherdenking vindt elk jaar getrouw een aansluitende theatermanifestatie plaats: Theater Na de Dam. In deze voorstellingen worden verhalen uit de Tweede Wereldoorlog verteld en wordt gereflecteerd op de tijd van nu, soms in relatie tot bijzondere personen of locaties.
Zo ook Duif in Artis, een locatievoorstelling in de Amsterdamse dierentuin. Na sluitingstijd en begeleid door een prachtige zonsondergang, wordt het publiek in groepen door het verder verlaten park geleid. Op drie locaties worden we opgewacht door een speler met een monoloog, geregisseerd door Belle van Heerikhuizen. Thomas Höppener, Sylvia Poorta en Mattias Van de Vijver vertegenwoordigen elk een perspectief van Artis in oorlogstijd: de Duitse dierenvanger, de Joodse onderduiker, en het dier dat alles gadeslaat.
Elk hebben ze hun positie en hun mening over het park en de oorlog, en doen deze bedeesd voor ons uit de doeken. Het zijn korte beschouwingen, schetsen, over hoe hun tijd in de dierentuin verliep tijdens de oorlog. De voorstelling haakt aan op Artis’ waargebeurde oorlogsverleden. Tijdens de oorlog bleef de dierentuin open, en verborg zij onderduikers in en naast de dierenverblijven.
De drie teksten, geschreven door Jolanda van den Berg, Tom Lanoye en Alfred Schaffer, zijn elk hun eigen monoloog, maar overlappen met elkaar op prettige wijze. Elke tekst benoemt het voedseltekort en hoe bepaalde dieren veranderen van ongedierte of huisdieren in eten. Twee van de drie benoemen de liefde voor het park zelf.
Niet alleen de overlap, maar ook juist de verschillen tussen de teksten, zorgen voor een gepaste wrijving tussen de personages. De dierenvanger gelooft oprecht in zijn eigen, verdraaide dierenliefde en superioriteit. De onderduiker probeert door de uniformen heen te kijken, op zoek naar de jongens achter de swastika’s. Het dier, tot slot, wantrouwt alle mensen en zet vraagtekens bij de manier waarop hij zelf wordt behandeld. Alle teksten leggen dan ook impliciete verbanden tussen de manier waarop dieren en joden werden bejegend, en de dehumanisering die daaraan te pas kwam.
Het plaatsen van de voorstelling in het daadwerkelijke Artis heeft een bijkomende meerwaarde. Niet eens zozeer om de historie van de dierentuin invoelbaar te maken, maar omdat de aanwezigheid van de dieren – de ‘stille’ getuigen, zoals Duif in Artis zelf zegt – een extra laag met zich meebrengt. Zoals de laatste tekst haarfijn uit de doeken doet, de dieren hebben nog de minste inspraak gehad in wat er die jaren is gebeurd. Zij hebben alles zwijgend moeten aanschouwen. Wat zij ervan gedacht moeten hebben, hoe mensen elkaar als dieren hebben behandeld, daar kunnen we alleen maar naar gissen.
Vanavond zwijgen ze niet. Een groep rode vari’s, in het verblijf tegenover de monoloog van Thomas Höppeners Duitse dierenvanger, zet het meerdere malen op een krijsen, dat op elk van de locaties te horen is. Onbedoeld verworden ze bijna tot een Grieks koor, mee reflecterend op de verhalen die we horen. Waar Höppener zich geduldig laat onderbreken of soms stug over ze heen probeert te praten, doet Mattias Van de Vijver – vanuit het perspectief van het dier – een enkele keer juist enthousiast met ze mee. Zo blijft de focus lichtjes hangen op de daadwerkelijke dieren en hun getuigenis.
Lees bij DeClaus onze bespreking van de tekst Duif in Artis.
Foto: Jorn Heijdenrijk