Het straatbeeld wordt steeds diverser en binnen het theater kijkt een wit publiek naar witte acteurs. Althans, dat is het geijkte beeld. Geleidelijk komt hierin verandering en gezelschappen als Internationaal Theater Amsterdam en Het Nationale Theater beschikken over een gevarieerder ensemble. Urban Myth is al langer een hoofdstedelijk gezelschap dat, zoals de groep het formuleert, ‘acteurs van kleur’ op het toneel brengt. (meer…)
De Drie Zusters-bewerking van Eline Arbo is meeslepend, frustrerend, briljant gespeeld en vormgegeven, vol met goede ideeën, veel te simplistisch, uitdagend, te uitgesponnen, te beknopt, subtiel én lomp, vaak allemaal tegelijkertijd. Juist de piepende en krakende samenkomst tussen de inhoudelijke ambitie van de regisseur en het stuk van Tsjechov maakt de voorstelling eindeloos boeiend.
Eline Arbo is als geen andere regisseur in staat om het persoonlijke en het politieke in haar werk te verbinden. In recente repertoire- en boekbewerkingen als Zwart water en Weg met Eddy Bellegueule slaagde ze erin om zowel de personages van menselijkheid en diepgang te voorzien als haarscherp de systemische omstandigheden waarin ze zich bevonden te schetsen.
In haar laatste voorstelling bij Toneelschuur Producties, een bewerking van Tsjechovs Drie zusters, wordt die dubbele insteek pas geleidelijk duidelijk. De openingsscène van de voorstelling (die door een projectie expliciet wordt gesitueerd in 1901, de premièredatum van de eerste opvoering van het stuk) is qua setting en verwikkelingen vrij vergelijkbaar met het oorspronkelijke stuk (minus een aantal personages).
De belangrijkste aanwijzing dat Arbo meer in gedachten heeft dan een frisse bewerking van het klassieke stuk is dat de mannelijke personages (vooral Benjamin Moen als een heerlijk ijdele Versjinin en Matthijs IJgosse als Nikolaj) de hele tijd over de vrouwen heen praten, terwijl ze de mond vol hebben van de strijd voor gelijkwaardigheid tussen man en vrouw. En als aan het eind van de scène Natasja (Ntianu Stuger) opkomt, veegt ze puur met haar verschijning de zogenaamd progressieve waarden van alle aanwezigen van tafel, terwijl ze geschokt toekijken hoe Andrej (Sander Plukaard) dit ‘vreemd geklede meisje’ ten huwelijk vraagt.
Het blijkt een opmaat naar de rest van de voorstelling. In het tweede bedrijf verschuift de handeling opeens naar de jaren zestig, de oorsprong van de seksuele revolutie en de tweede feministische golf. De drie zussen (Keja Klaasje Kwestro, Sarah Janneh en Diewertje Dir), nu zelf gehuld in het soort kleding waarom ze Natasja kort daarvoor (of zestig jaar geleden) nog uitlachten, spreken de taal van hun tijd maar zitten nog altijd vast in hun passiviteit. Daarmee wordt Arbo’s thematische inzet duidelijk: met haar bewerking wil ze de hele moderne westerse geschiedenis van het feminisme traceren en de vraag stellen of er wel zo veel is veranderd.
Ze wordt hierin zoals gebruikelijk bijgestaan door een geweldige muzikale en beeldende vormgeving. Componist Thijs van Vuure giet de vier tijdperken die het stuk beslaat (na het tweede bedrijf belanden we nog in 1988 en het heden) in historisch correcte songs, waarbij hij de stilstand van de zussen centraal stelt (We gotta get out of this place van The Animals in de sixties, en Running up that hill van Kate Bush in de eighties, de hoogtijdagen van de strijd tegen het glazen plafond).
Kostuumontwerper Rebekka Wörmann laat haar personages zich in ieder tijdperk van een laag van hun kostuums ontdoen, van Zeeuwse klederdracht via sixties-jurkjes naar zakenvrouwenbloesjes in de tachtiger jaren, een constante transformatie die juist ook de oppervlakkigheid van die verandering onderstreept, een continu afpellen dat maar niet tot een kern wil komen. En decorontwerper Sarah Nixon maakt een paleis van doorzichtige wanden dat voor de zussen als gevangenis fungeert, maar voor de andere personages geen belemmering is.
Het probleem is echter dat de inhoudelijke ambitie botst met de grenzen van het bronmateriaal, of beter gezegd: Arbo’s pointe voegt zich naar het bronmateriaal in plaats van andersom. Door Tsjechovs oorspronkelijke stuk als basis te hanteren voor de manier waarop het feminisme zich de afgelopen honderdtwintig jaar heeft ontwikkeld is het nogal wiedes dat de eindconclusie is dat er niet zo veel is veranderd. In Arbo’s hertaling is er nauwelijks méér ruimte voor de innerlijke zielenroerselen van de vrouwelijke personages dan in het oorspronkelijke stuk, waardoor we niets specifieks over het waarom van hun passiviteit te weten komen. Het stuk trekt zo de té simplistische conclusie dat de omstandigheden van nu in essentie dezelfde zijn als vóór de vier feministische golven.
Het is juist in het becommentariëren van het voortschrijdende inzicht van het feminisme dat de voorstelling op zijn sterkst is. Op venijnige wijze speelt Arbo het verschil tussen de drie zussen en de minder geprivilegieerde Natasja uit. Ze maken haar belachelijk om haar kleding of haar keuze om huisvrouw te zijn, terwijl zij in feite het meest ‘vrije’ personage is, dat haar leven precies zo inricht hoe zij het zelf wil. En door de ongelukkig getrouwde Andrej zeer subtiel het vermoeden van homoseksualiteit mee te geven, toont de regisseur hoe ook mannen te lijden hebben onder heteronormatieve ideeën over mannelijkheid en vrouwelijkheid. In een hartverscheurende monoloog schreeuwt Plukaard zijn frustratie uit als hij zijn zussen wijst op het feit dat hun minachting van hem gebaseerd is op giftige ideeën over maatschappelijk succes.
Zo schakelt de voorstelling heen en weer tussen goed uitgewerkte ideeën en de beperkingen van het stuk. De nieuwe blik op het personage van Natasja is in potentie spannend, maar komt niet helemaal uit de verf vanwege het feit dat we haar uitsluitend vanuit de oordelende blik van de zussen zien. Daardoor komt ze net zo manipulatief en burgerlijk over als in het oorspronkelijke stuk. Ze krijgt nooit de gelaagdheid die haar écht interessant zou maken. Als Stuger aan het slot uit haar rol breekt met een aan het publiek gerichte opsomming van de manieren waarop vrouwen in het Nederland van nu nog altijd niet dezelfde kansen als mannen hebben, is dat krachtig vanwege het gewicht van de harde cijfers die ze over ons uitstort, maar wijst het ook op het onvermogen om dit verhaal binnen de theatraliteit van het stuk te vertellen.
Desalniettemin boeit Drie zusters van begin tot eind, vanwege het aanstekelijke spel van de acteurs, de prikkelende samenkomst van muziek, beeld, tekst en regie en vooral juist vanwege het continue gevoel dat de gewenste thematiek van het stuk een strijd op leven en dood levert met Tsjechovs plot en personages. In die zin slaagt Arbo wel degelijk in haar opzet – geen enkele andere Drie zusters-bewerking die ik heb gezien heeft de manier waarop de personages met hun knellende kaders worstelen zo intens voelbaar gemaakt.
Foto: Sanne Peper