Het verhaal is bekend: de drie zussen die zo graag naar Moskou willen gaan zullen uiteindelijk niet gaan. Het meer dan honderd jaar oude stuk (1900) van Anton Tsjechov is al vaak opgevoerd en bewerkt. Zuidpool houdt het bij de integrale tekst, maakt er geen ironisch stuk van, voert geen actualisering door (hoogstens wat eigentijdser taalgebruik) en laat vooral de existentiële twijfels rijzen: Waarom leven wij?

Twee banken, een piano, een eenvoudige eettafel en een paar stoelen. Een sobere ruimte die toch rijkdom suggereert. Hier vieren een jaar na de dood van hun vader de drie zussen Olga (Sofie Decleir), Masja (Greet Verstraete) en Irina (Evgenia Brendes) samen met hun broer Andrej (Jan Hammenecker) en nog een paar andere mensen de verjaardag van Irina.

Hun verlangen om terug naar Moskou te gaan, is als culturele canon bekend. Alle personages uit het toneelstuk koesteren wel ergens verlangens, de ene uit dat al wat explicieter dan de andere, de een ziet al meer in dan de andere dat het lot niet meezit om die verlangens in vervulling te zien gaan.

Geluk in de liefde is ook niet te vinden. Andrej trouwt met Natalja, die bazig het huishouden zal dirigeren. Olga blijft alleen. Masja is dan wel getrouwd met Kulygin, de enige die zich gelukkig voelt, maar houdt niet meer van hem en is eigenlijk verliefd op een kolonel. Irina zal dan maar bij gebrek aan echte liefde trouwen met Nicolai en die wordt de dag voor de bruiloft in een duel doodgeschoten. Relationele draden doorweven het drama, en tussendoor dringt de sociale buitenwereld door in de kamer van de familie.

Regisseur Jorgen Cassier en Zuidpool focussen echter op de existentiële leegte van al de personages en op hun vragen over hun eigen bestaan. Regelmatig weerklinken de vragen over de toekomst twee- driehonderd jaar verder, stellen de personages zich vragen over de zin van het leven, beklagen ze zich over de eenzaamheid van hun bestaan.

Als rode draad worden er zinnen gezongen uit het toch in Vlaanderen bekende lied van Jan De Wilde: ‘Daar is de lente, daar is de zon, bijna, ik denk dat die weldra zal komen’, als schrijnend contrast met de omstandigheden waarin de personages vastzitten. De oude dokter die bij de familie inwoont wil al zijn hele leven lang werken maar komt er niet toe en heeft als lijflied een variatie op ‘De Mosselman’. De oude meid, ze is al in de tachtig, dekt de tafel en ruimt ze af, sleurt zich door het bestaan tussen de hogere klasse.

De personages babbelen en babbelen, ze uiten hoogdravende zinnen en filosoferen er wat op los. In hun woorden proberen ze hun onzekerheden en twijfels te bezweren. De vraag naar de zin van het leven, is natuurlijk de meest existentiële vraag des mensen. In dit stuk komt ze vaak expliciet op tafel. Antwoorden zijn er niet echt, twijfels des te meer.

Ieder personage zit vast in zijn eigen wereldje, al dan niet met toekomstbeelden. Soms is het alsof de een nog meer Sehnsucht wil tonen dan de ander. Ze praten wel met elkaar en ze reageren op elkaar, maar zonder blijk te geven dat ze registreren wat de anderen gezegd hebben. En als er al woorden van de anderen geregistreerd worden, dan wordt daarop vaak niet gereageerd.

Zuidpool weet die onderliggende existentiële laag mooi aan de oppervlakte te brengen, subtiel speels, sober in een ingeleefd spel met toch wat afstand ten opzichte van het gespeeld personage. Theater is toch spel. Het is geen ironische aanpak, er wordt eerder gespeeld vanuit een mededogen met alle personages en de hele situatie waarin ze verkeren.

Dat wil niet zeggen dat er geen grappige personages rondlopen en dat er niet gelachen of gegrinnikt kan worden. Integendeel zelfs: Greet Verstraete zet bijvoorbeeld een Masja neer die met al haar verzuchtingen en haar uithalen je toch aangenaam tot gniffelen verleidt. De personages wentelen zich ook niet melancholisch in hun lot, neen, ze zijn zich bewust van de determinatie van hun lot, er valt niets te veranderen. Als rijken helpen ze wel de armen die door een stadsbrand zijn getroffen, maar die hulp wordt vooral als zeer vermoeiend ervaren, en eigenlijk niet voor herhaling vatbaar. Voor de rest lijkt er niet te ontkomen aan het leven dat je leeft, dat je laat leven.

Het conversatiestuk in de versie van Zuidpool duurt drie uur. Omdat de verstaanbaarheid soms nogal te wensen overlaat, vergt het veel concentratie van de toeschouwer, waardoor het soms moeilijk is je door de woordenvloed te laten onderdompelen, zeker in het deel voor de pauze.

En ach, die toekomst. In de laatste acte trekt een kinderkoets de aandacht in een leeg gemaakt decor. Die staat er. Als teken van de toekomst? Als teken dat de kinderen van nu de toekomst hebben? Daarrond wat stoelen. De personages zijgen neer, staan op om een afscheidsknuffel te geven, om elkaar wat te troosten. De dokter zingt zijn mosselmanlied, ‘misschien mogen we mee’. Olga antwoordt tersluiks: ‘Mochten we dat ooit weten.’ Het zijn de laatste woorden. Het enige dat zeker geweten is, is dat Moskou niet bereikt wordt. Zuidpool toont ons het gekende antwoord op een intrigerende manier.

Foto:  Kurt Van der Elst