Compagnie Courage weet in Trojaanse Vrouwen de veelzijdigheid in taal en nationaliteit integer te realiseren ***
De Tantalus in tien minuten, 24 verzen van De Odyssee in 24 minuten en De Oresteia in de Overige seconden. Dat beloven de drie vrouwen van het jonge collectief Het Huis Hasselt uit België de toeschouwers.
In vele Griekse epen zijn de mannen de helden en vervult de vrouw eerder een bijrol. Ze is oorlogsbuit, of ze weeft. Als ze een actieve rol heeft, is ze toch eerder een wezen dat de man verleidt en kwaad aandoet. De vrouw is vaak letterlijk lijdende voorwerp. In deze tijd van feminisme, streven naar gelijkheid tussen man en vrouw, het glazen plafond en #metoo kan je het niet maken die oude verhalen te vertellen zonder te wijzen op hun vrouwonvriendelijkheid. Dat wilden drie theatermaaksters aantonen.
Zij vertellen de verhalen vanuit het perspectief van de vrouw. Wat als de vrouwelijke personages uit hun slachtofferrol kruipen en de actoren van hun eigen leven worden? Ze laten de vrouwen de hoofdrol spelen, en ze doen dat met humor, met relativering, met stekelige commentaar, en vooral met spelvuur. Ze focussen op de heldhaftige vrouwen, ze schrappen al die mannen en dan is de klus best wel vlot geklaard.
De drie theatermaaksters, Lola Bogaert, Sara Haeck, Yinka Kuitenbrouwer, hebben elkaar leren kennen op een masterclass van het kunstencentrum De Monty (Antwerpen). Daar brachten ze in een toonmoment van tien minuten een samengebalde bewerking van het toneelstuk ‘Tantalus’ van John Barton, een stuk uit 2017 van 719 pagina’s waarin hij uitvoerig de vloek behandelt die de goden over Tantalos en zijn nageslacht hadden uitgesproken en die hen jaren en jaren zal treffen, met veel geweld en ellende.
De drie speelsters geven het publiek de nodige uitleg, frissen de kennis van de Griekse mythen en sagen een beetje op, maar zeggen dat het niet erg is als je dat allemaal niet meer weet. Ze geven aan dat die Griekse oude verhalen de bakermat van onze westerse beschaving en het patriarchale denken zijn. Mannen waren eeuwen lang de leiders en hadden het voor het zeggen. Nu mogen daar toch op zijn minst vragen rond gesteld worden.
In het eerste deel ‘Tantalos’ is de vrouw het lijdend voorwerp van al dat mannelijk geweld en hun machtsontplooiing. Als er er bij de mannen dingen verkeerd gaan, dan is de vrouw het slachtoffer. De drie vrouwen vertellen hun samengebald verhaal met de vrouw in de hoofdrol voor een gordijn dat bestaat uit vele bladzijden in een plastic hoesje. Ze verwijzen naar de bladzijden van het toneelstuk, ze hebben er aantekeningen opgemaakt, rode lijnen getrokken, hier en daar ontwaar je droedeltekeningetjes.
In het tweede deel volgen ze Odysseus op zijn tienjarige tocht van Troje waar hij tien jaar heeft gevochten, naar zijn huis op Ithaka, waar Penelope aan het weefgetouw twintig jaar op hem wacht en de vrijers weet weg te jagen. Op een geweven doek is het gebied rond de Middellandse Zee geborduurd. De drie speelsters spannen draden die de route weergeven. De tocht is eigenlijk niet zo lang. Odysseus had na tien jaar afwezigheid toch wel wat sneller naar huis kunnen keren als hij zo naar zijn vrouw verlangde.
De drie speelsters spelen nu de drie wevende vrouwen rond Odysseus: Penelope, die weliswaar verscheurd wordt door twijfel, maar zich als zelfstandige vrouw weet te handhaven; de heks Kirke, een vrijgevochten vrouw die drie jaar lang Odysseus kan laten doen wat ze wil, en de godin Calypso, die hem zeven jaar weet te bezitten, zonder dat hij daar moeite mee heeft. Alle drie vertellen ze door elkaar hun verhalen. Het zijn mondige vrouwen, brutale vrouwen. Odysseus is nu het lijdend voorwerp.
Het laatste deel van hun trilogie ‘De Oresteia’ duurt toch wat langer dan de aangekondigde “overige seconden”. Vooraan op de scène vertelt een van de drie actrices het verhaal over de moord van Orestes op zijn moeder Klytaimnestra. Hij wreekt zich op zijn moeder voor de moord op haar man Agamemnoon die haar kind geofferd had en haar minnaar had omgebracht. Zij is voor de drie speelsters van Het Huis Hasselt een menselijk wezen. Met al haar schuld en onschuld.
Wat er achteraan op de scène gebeurde, vond ik interessant. Daar krijgen we een maquette te zien, met links een zandheuvellandschap en rechts een interieur van een deftig huis. Boven de tafel hangt een doek, waarop we de projectie te zien krijgen van beelden die het cameraatje voor de maquette filmt. In elk heuveltje wordt een lont aangestoken. Een rood bootje wordt aan een touwtje een grot ingetrokken. Terwijl de vrouw vooraan het verhaal van de thuiskomst van Agamemnon bij Klytaimnestra vertelt, zien we achteraan dat verhaal in beeld. Dan schuift de camera naar rechts, projecteert de binnenkant van een kamer, een muur met grote ramen, en een glazen bad in het midden. De twee andere speelsters zijn met spuiten in de weer, ze vullen een bad met water, kleuren de wanden donkerblauw, breken een raam uit, de kamer verwordt tot een puinhoop. Een mooi beeld: de drie Griekse verhalen in een bewerking begonnen met gesproken en geschreven woorden, op het einde resten er slechts voorwerpen. ‘In het begin was er het woord, op het einde een ding’, om het met een citaat van Juli Zeh te zeggen (uit ‘Spielbetrieb’).
De beeldscène geeft net dat extraatje dat de voorstelling goed maakt. De vertelde verhalen en commentaren waren tof om te horen, het spelplezier van de drie maakte de voorstelling amusant, er zat zoals te verwachten een pittig tempo in. Laagdrempelig, af en toe wat uitleggerig en melig, maar steeds met een amusante schwung. Ideaal als schoolvoorstelling om jongeren in oude Griekse verhalen te introduceren en (ook voor de andere bezoekers) een aanzet om niet zomaar klakkeloos de masculiene verhalen te ondergaan en ervan te genieten, maar ze vanuit een feminien kritisch perspectief te lezen. Dit nieuwe collectief met pit belooft voor de toekomst.
Foto: Wim Kempenaers