Nazi-officier en jazz-expert. Twee identiteiten, twee filosofieën die zo ver van elkaar liggen als je maar bedenken kan – en toch was er een man die deze schijnbaar moeiteloos met elkaar verbond. In Dr. Jazz duikt Club Duif in het kader van Theater Na de Dam in het leven van Dietrich Schulz-Köhn, en probeert te begrijpen wat er in zijn hoofd moet zijn omgegaan.

Het toneelbeeld is sober: links een schooltafeltje met jazz-literatuur, rechts en achterin muziekinstrumenten en muzikanten. Op de achterwand worden foto’s geprojecteerd. De meest prominente is de aanleiding voor de voorstelling: een foto van Schulz-Köhn uit 1942, in officiersuniform en wel. Het opmerkelijke is dat hij op de foto staat met Django Reinhardt, een Sinti jazzmuzikant; diens band, bestaande uit muzikanten van kleur; en een joodse onderduiker.

Theatermaker Daniël van Duijvenbooden komt deze foto tegen tijdens een zoektocht naar informatie over Reinhardt, en is gefascineerd: wie was deze man? In deze geestdriftige, muzikale lecture performance, geregisseerd door Paul Feld, probeert hij daar een antwoord op te formuleren. Van Duijvenbooden heeft zijn huiswerk grondig gedaan. De levensloop van Schulz-Köhn, met name in de oorlogsjaren, wordt onder de loep gelegd.

De man was radiomaker en schreef nieuwsbrieven onder de naam Dr. Jazz, en onderhield in de jaren dertig en veertig een proactief netwerk binnen de Europese jazz-scene. Tegelijkertijd geloofde hij vast in Hitler’s woorden, en leek daar zelf geen enkel probleem in te zien. Na de oorlog zit hij even vast, maar komt met een paar jaar weer vrij en leeft tot in de jaren negentig. Al die tijd blijft hij zich onverstoorbaar inzetten voor de jazz.

Van Duijvenbooden speelt afwisselend zichzelf, als nieuwsgierige onderzoeker, en Dr. Jazz. Doormiddel van korte monologen krijgen we een fictief kijkje in zijn hoofd. De voorstelling neemt zo de vorm aan van een vermakelijke geschiedenisles, waarin Van Duijvenbooden context en invulling geeft aan deze vreemde figuur. De geprivilegieerde Dr. Jazz bewoog zich met oogkleppen door bezet Europa. In een recent gebombardeerd Rotterdam is hij vooral bezig met de vraag of zijn favoriete jazzclub snel weer zal heropenen, en is hij bijna verwonderd dat de lokale bewoners hem met de nek aankijken.

Toch blijft de spanning tussen jazz- en nazi-ideologieën soms tergend subtiel op de achtergrond. Club Duif brengt een gedetailleerde historiek, maar deze had hier en daar meer ingekleurd mogen worden met hun eigen interpretaties en meningen, juist vanwege deze interessante knelling tussen idealen.

De liefde die Club Duif heeft voor jazz, spat daarentegen van het podium. Muzikanten Bram van de Glind, Jelle Willems en Tim Ewalts brengen met gitaar, piano, trompet en drum de muziek letterlijk tot leven. Het enthousiasme waarmee de vier performers de klanken de zaal in blazen, is aanstekelijk.

De focus van de voorstelling ligt daarmee uiteindelijk vooral op de filosofie van jazz. Meest tekenend daarin is de manifest-achtige monoloog waarin Schulz-Köhn alles beschrijft wat jazz is, en daarmee ironisch genoeg zijn nazi-gedachtegoed ondermijnt, zonder dat zelf door te hebben: jazz kleurt buiten de lijntjes, schopt tegen de heersende Duitse idealen, breekt de regels, is rebels, staat voor vrijheid en verbinding. Eindigend met Jules Deelder: Altijd / Jazz was / Jazz is / Jazz blijft.

Foto: Mike Witjes