Het contrast is groot in deze double bill van ICK Dans Amsterdam. In het serene The Ritual geeft Sedrig Verwoert als choreograaf en als danser vorm aan een persoonlijke transformatie. In hun stuk Anybody out There? zetten Emio Greco en Pieter C. Scholten er grote gebaren tegenover, begeleid door hectisch slagwerk en aangezet met vette uitroeptekens. (meer…)
Zeven dansers bewegen zich in een fascinerende, strakke choreografie van de Marokkaans-Franse choreograaf Fouad Boussouf (1978). Ze beginnen met de rug naar het publiek en beschrijven een zigzaggend patroon over de dansvloer. Met hun voeten geven ze het ritme aan, met een fraaie syncope erin: een maatslag die net buiten de vaste maatvoering valt.
Nass (Les Gens) heet de nieuwste voorstelling van Boussouf en zijn gezelschap Compagnie Massala die in Frankrijk in première ging. Nu is de uitvoering te zien tijdens het festival voor hedendaagse dans Moving Futures, in een double bill met de voorstelling Kyabajo van de van origine Japanse choreograaf Jija Sohn, die haar première beleefde.
Moving Futures is een initiatief van vijf verschillende danshuizen om jonge dansers een podium te geven. Dat zijn Dansmakers Amsterdam, Dansateliers, DansBrabant, De Nieuwe Oost en Random Collision.
Hoewel het festival zich mede richt op nieuwe en vooral technische middelen, zoals video en camera, valt Nass (Les Gens) op door pure eenvoud. Boussouf richt zich op hiphop, urban en streetdance. Het is fantastisch te zien hoe de rauwheid van de straat zich voortzet in zijn dans. De zeven dansers waaieren uit elkaar en naar elkaar toe, vormen een soort clan, een urban tribe, en vallen weer terug op hun eigen individualiteit.
De muziek is ritmisch en bezwerend, een mengeling van elektronica en Arabische klassieke melodieën, versterkt door het geweldige voetenwerk dat werkt als drumsoli. Het is knap hoe de zeven dansers een perfecte combinatie vormen van individualiteit en samenspel. Soms laten ze zich aanvuren door acrobatische toeren, niet alleen spectaculair maar ook elegant en vloeiend. Compagnie Massala, dat is gevestigd in Parijs, past met zijn vitaliteit goed in dit festival.
Met de uitvoering Kyabajo door Jija Sohn, uitgebracht bij Dansmakers Amsterdam, heb ik veel meer moeite. De belofte zou zijn dat een extravagante geisha ons zou binnenleiden in de geheime, verborgen wereld van deze voor de westerling miraculeuze entourage.
De voorstelling opent met Sohn die uit reusachtige jerrycans kleurrijke dranken in plastic bubbelglazen schenkt. Vervolgens bouwt ze zichzelf op een stukje groen, als om de natuur te symboliseren, een soort troon vanwaaruit ze de gasten afwachtend aankijkt. Tot nu toe heeft geen enkele interessante dansbeweging de revue gepasseerd.
Daarna daalt ze af en kruipt over de grond, met een stuk tak balancerend op haar hoofd. Daarmee zwiept ze op een gegeven moment de gevulde glazen van tafel, opdat al die zoete, kleurrijke drankjes in het rond vliegen. De tafel druipt ervan. Tot slot geeft ze een naaktperformance, waarbij ze zichzelf op haar buik slaat alsof haar lichaam een trommel is.
Met dans heeft de performance Kyabajo echter weinig te maken. Het is een strik individuele solo die vooral in dramaturgisch opzicht onevenwichtig is. De verheven plaats die ze zichzelf toebedeelt, werkt slecht. Je zou zeggen dat ze een gefingeerde band met de bezoekers van de club creëert, door mimisch spel bijvoorbeeld, maar er gebeurt niets en het is niets. Een ‘kyabajo’ is een gastvrouw, niet per se een prostituee. Ze geeft mannen een goede tijd door intelligente gesprekken met hen te voeren. Over het fenomeen zijn tal van fascinerende boeken geschreven, maar deze performance heeft niets van geheimzinnigheid. Jammer.
Het Moving Futures Dansfestival kan qua logistiek in Theater Bellevue veel beter gefaciliteerd worden. De beide voorstellingen begonnen veel te laat, de pauze duurde eindeloos en er zat weinig dynamiek in de gehele presentatie.
Foto Kyabajo – Jija Sohn: Bas de Brouwer
Deze avond stonden in Theater Bellevue twee voorstellingen met een volslagen ander bewegingsidioom. Waarbij de eerste voorkwam als een mix was van Europese minimalistische dans, Noord-Afrikaanse rituele dans en ‘urban’ invloeden, tapte Jija Sohn uit een heel ander vaatje. Niet alleen met een andere culturele bagage en bewegingstaal, maar ook een radicaal andere relatie met de toeschouwer. Waar je in de eerste voorstelling als toeschouwer toch redelijk ongemoeid (zeker niet ongeboeid) werd gelaten, begeeft een pikant uitdagende Kyjabajo zich juist in het spanningsveld tussen kijker en bekekene. Zij klimt met plastic naaldhakken, een Miss-Universe kapsel, een ‘boyfriend t-shirt’ en gelakte glitternepnagels op een heel hoog bonsai-plateautje waar ze op een zwevende stoel het publiek verwelkomt in kinderlijk zoete zinnen en zachtjes langs haar onderbroekje strijkt. Het is bepaald geen anti-theater. Het wordt ongemakkelijk. Jongens achter mij op rij 6 pakten hun mobieltjes om het giechelend te filmen en roepen zachtjes ’Nee. dit. meen. je. niet.’ De voorstelling eindigt met een magistraal beeld, hierboven al door de recensent beschreven, waarin erotiek en pijn (ze slaat heel hard op haar buik), macht en onmacht samenkomen. Alles daartussen gaat steeds over balans, over beheersing en onderwerping. Wie heeft de macht in de relatie van kijker en bekekene? De Kyabajo is lustobject én meesteres van de zinnen. Niet geheimzinnig, maar volledig transparant en doelmatig bespeelt ze haar publiek.