‘Dit is je mama, dit is je papa, en dit ben jij.’ Op het televisiescherm is een WhatsApp-emoticon van een gefrituurde garnaal afgebeeld. John Schleipen zingt hoe hij appt met een ongeboren baby in de buik. In Talk blinken Frank van Pamelen, Jan J. Pieterse en John Schleipen, ook bekend als de Mannen van Taal, uit in het poëtisch inzetten van de PowerPoint-presentatie. (meer…)
Als je de dansvoorstelling Don’t talk to me in my sleep van Dunja Jocic met één woord zou willen typeren, dan is dat het woord kortsluiting. Eerst in de meest letterlijke zin des woords, als in de spaarzaam verlichte ruimte waar moeder en zoon aan tafel zitten het licht begint te haperen; later in een solo van de zoon die in een sequentie van spasmes over de grond rolt – kortsluiting in een lichaam waarin de ene spier van de andere niet weet wat-ie doet. En zien we de twee dansers als de kortgesloten polen van een spanningsbron, waar de voorstelling alle aanleiding toe geeft, dan klopt het dat er een zeer hoge stroom loopt. Voor smeltveiligheid is het te laat.
Wie zijn deze moeder en de bij haar inwonende zoon? Waarom is hij nog bij haar terwijl hij eigenlijk weg wil? Ze lijken tot elkaar veroordeeld in een wurgende, symbiotische relatie. Hun communicatie verloopt niet rechtstreeks; haar teksten komen uit een radiootje dat verdacht veel weg heeft van een kordaat handtasje, zijn woorden uit een ouderwetse dictafoon. Een druk op de knop en dezelfde teksten kunnen weer afgespeeld worden. Herhaling, sleur, stilstand; aan deze knellende verhouding kan alleen een eind komen als een van beiden overlijdt.
In een overwegend duister decor voeren deze twee contactgestoorden hun dance macabre uit temidden van verrijdbare, transparante spiegels, een geliefd zetstuk bij Club Guy & Roni waar Jocic naast haar choreografische arbeid danseres is. In zo’n doorzichtig spiegelpaleis kun je heerlijk mensen met elkaar laten samenvallen terwijl ze toch van elkaar gescheiden zijn. En omdat de spiegels voortdurend van plaats veranderen, krijgt het publiek telkens een nieuw perspectief.
De dansscènes, of het nu duetten betreft of soli, zijn overrompelend. Begeleid door de elektronische soundscape van Hugo Morales, waarin ook af en toe kortsluiting lijkt plaats te vinden, wordt de benauwende sfeer subliem neergezet. Naar goed Guy & Roni-gebruik wordt die score onderbroken door een popliedje, in dit geval On ne change pas van Céline Dion. Een onnodige illustratie, dunkt me.
Als aan het eind van Don’t talk to me in my sleep de zoon alleen is, wacht ons nog een verrassing. Staand voor een spiegel tooit hij zichzelf met een pruik die hem het uiterlijk geeft van Andy Warhol. Ik probeer het te begrijpen. Was dat al die tijd de droom van de zoon? Wilde hij daarom naar New York? Andy achterna? Of spiegelde hij zich al die tijd aan de bijzondere relatie die Warhol met zijn moeder had?
Jocic laat me achter in vertwijfeling.