Voordat het publiek de zaal betreedt, wordt het verzameld in een voorgeborchte alwaar het gewaarschuwd wordt, niet door een engel met een vlammend zwaard maar door een prozaïsch geprinte disclaimer die de toegang tot de hemel of hel afraadt voor iedereen onder de achttien. Vervolgens gaan de deuren open en betreedt het publiek een studioruimte, alwaar een van de twee performers rondrijdt op wat in het halfduister lijkt op een gewatteerde elektrische speelgoedauto.

Dit is het begin van een reeks situaties waarin de lichamen van Vincent Riebeek en Nica Rosés een remake uitvoeren van een dertien jaar oude performance die onder de titel Kein Applaus für Scheisse toentertijd door Riebeek met collega Florentina Holzinger uitgevoerd werd.

Deze twee performers interpreteren de uitdrukking ‘sisters under the skin’ op hun eigen radicale wijze. In lingerie-achtige kledingstukken tot piemelnaakt portretteren zij een (hun?) zusterlijke relatie. Alle disciplines worden ingeschakeld: een dialoog die in de verte doet denken aan Albee’s Virginia Woolf, muzikale nummers die door Riebeek of Rosés of soms samen gezongen worden, gedanste duetten, zelfs circusacts komen voorbij. Ook wisselen ze voortdurend van gender.

In het begin is de geluidsversterking te overstuurd om de teksten te kunnen volgen, maar later zijn de dialogen goed te volgen en vangen wij een glimp op van een stadium uit een relatie die voorbij zijn hoogtepunt lijkt te zijn. De verschillende stadia van de relatie lijken de leidraad te vormen voor deze voorstelling en alles wordt bijeengehouden door de lichamen die op allerlei manieren in de scènes betrokken worden. In de liefdesscène die aan de dialoog voorafgaat bijvoorbeeld, braakt Riebeek blauw vocht over het lichaam van Rosés. In het begin al penetreert Rosés met een opblaaspenis Riebeek waarna een gymnastische reeks variaties volgt die soepeltjes in elkaar overgaan, alsof er moeiteloos Chinese puzzels worden gelegd.

In een later stadium, als Riebeek langdurig de vloer ondergeplast heeft, is daardoor een perfecte glijbaan op de balletvloer gecreëerd waarop Rosés elegant – als een sequentie uit een Busby Berkeley-film uit de jaren ’30 van de vorige eeuw – dansjes uitvoert in bevallige patronen.

De kern van de voorstelling wordt gevormd door een aanstekelijke dans van beide performers. Op verschillende manieren en door verschillende dansers en choreografen is in het verleden weleens onder woorden gebracht dat dansen in essentie niets anders is dan doelloos bewegen teneinde een gevoel van gelukzalige bevrijding op te roepen en dit duet is daar de perfecte illustratie van. De dansstijl is losjes gebaseerd op show- en musicaldans, doorspekt met zowel acrobatiek-elementen als klassieke grand écarts en wervelende pirouttes. Fred Astaire glimlacht om de hoek af en toe mee. Tegelijkertijd is het hele duet een striptease-act, waarbij de dansers niet zichzelf, maar elkaar van hun kledingstukken ontdoen.

Die kledingstukken bestaan uit doorkijkelementen, straps, elastieken, langharige pruiken: verhulling of bescherming is nooit hun doel, eerder willen zij het lichaam bij elkaar houden en benadrukken. Eenmaal geheel ontkleed breekt het moment aan waarop Riebeek gods water over gods akker laat lopen via het hierboven al genoemde effect.

Ook in de liederen is de liefde(srelatie) het verbindende thema: terwijl Riebeek zingt, verstrikt Rosés zich in complexe posities, meters boven de vloer hangend aan lange banen stof. Tegen het eind van het lied doet ook Riebeek mee en wordt aldus een afsluitend slotbeeld gecreëerd.

In een finaal duet, dat functioneert als een toegift, zingen beide performers onder gitaarbegeleiding van Rosés een poëtisch-banale tekst over kunstenaarschap, relaties, de dood. De hele voorstelling voelt aan als een volstrekt eerlijke poging het publiek te engageren in een bepaalde levenswijze, bevrijd van opgelegde restricties en aannames. Ook al mag het ogenschijnlijk zo lijken: de voorstelling is helemaal niet bedoeld om het publiek te epateren. Misschien was dat dertien jaar geleden nog wel of enigszins het geval, maar nu is het eerder een volstrekt integere demonstratie van een manier van in het leven staan, voorbij beperkende clichés, kortom: een leven dat misschien wel alleen verwezenlijkt kan worden binnen de codes van het live theater.

De gebruikte acties en beelden zouden afstand kunnen creëren tussen performers en publiek, maar ze komen eerder over als een uitnodiging. Er is geen verhaal, er is geen ontwikkeling: het gaat om aspecten van het zijn en alles wordt bij elkaar gehouden door het lichaam, want dat is wat hier zelf optreedt, inclusief de functies die meestal en publique vermeden worden.

Foto: Julien Alembik