Is het een vloek of een geschenk, de artistieke begaafdheid? Dat is de vraag die de Russisch-Oekraïens-Amerikaanse choreograaf Alexei Ratmansky stelt in The Fairy’s Kiss (2017), deel van het tweeluik Stravinsky Sprookjes van Het Nationale Ballet. (meer…)
Het is deze dagen fijn nazomeren bij Het Nationale Ballet. Want dat gevoel wekt Don Quichot wel op, met Timothy van Poucke in topvorm en Maia Makhateli als kittige comédienne.
De enscenering van Alexei Ratmansky volgt zo nauwkeurig mogelijk het origineel van choreograaf Marius Petipa en de latere versie van Alexandr Gorski. Zijn additionele choreografie is een van de mooiste ter wereld: levendig, sprankelend en vol consequent doorgevoerde details in een vormgeving (van Jérôme Kaplan) die evengoed verwijst naar klassieke Spaanse schilderkunst, denk Velasquez, als naar zondoorstoofde dagen in Iberische sferen.
Waar de dolende ‘ridder’, ofwel de bejaarde edelman Don Quichot, in veel versies min of meer uit de lucht komt vallen, is hij hier in de handeling opgenomen. Het ballet begint, terecht, met een uitgebreide mimescène die de romantische waanbeelden van de pluizige grijsaard van een achtergrond voorzien: hij heeft gewoon te veel boeken gelezen (denken de bedienden). In de hongerige kippendief Sancho Panza vindt hij een min of meer trouwe schildknaap en samen gaan ze op pad om de schone jonkvrouw Dulcinea, geboren uit Quichots hersenspinsels, te vinden. Tot zover de ‘ridder’.
Hoofdlijn in het ballet is de liefde tussen herbergiersdochter Kitri en de armlastige barbier Basilio. Tijdens zijn omzwervingen raakt Don Quichot bij toeval verstrikt in hun wederwaardigheden. Kitri wordt door haar vader beloofd aan de hersenloze, maar rijke Gamacho, wat tot vlucht en achtervolging leidt en uiteindelijk dankzij een list van de brutale charmeur Basilio uiteindelijk uitmondt in het bekende eind goed, al goed.
Scherpslijpers kunnen zich afvragen of het allemaal nog wel van deze tijd is. Zeker als het gaat om de balletversie van Cervantes’ verhaal: met Kitri als object van patriarchale overheersing en mannelijke begeerte. Zij weet haar zaakje echter aardig te verdedigen en onderwerpt zich niet zomaar. Op Basilio na zijn mannen hier zelfs de sukkels, zowel de Don als Kitri’s vader Lorenzo en de uitgesproken domoor Gamacho. Wel zijn de humor en slapstick, hoewel effectief, misschien wat aan de belegen kant.
‘Wat een heerlijk ongecompliceerd ballet’, krijtte een dame verrukt bij de première van deze versie in 2010, en daarmee sprak zij een waar woord. De vaart van de muziek van Ludwig Minkus (Het Balletorkest onder leiding van Matthew Rowe zet er lekker de sokken in) en de algehele regie en vooral de sprankelende uitvoering door Het Nationale Ballet maakt Don Quichot opnieuw tot een feestje. Ongecompliceerd mag ook wel eens.
Net als in vorige series, treedt Nicolas Rapaic weer op als Don Quichot. Hij portretteert de tragikomische, verwarde grijsaard weer uitstekend, met zijn ontroerende pogingen tot het behoud van decorum en etiquette. Chanquito van Hoeve maakt van Sancho Panza een doldwaze opportunist, volkomen over de top, maar zo hoort dat.
Het vuurwerk komt van de geliefden. Timothy van Poucke is zonder meer geweldig en ook zonder zijn donkere krullenbol geknipt voor zijn rol. Het snaakse, explosieve karakter en de bravoure van Basilio past hem als een handschoen. Maar de vanzelfsprekendheid waarmee hij zijn soli en variaties uitvoert – je vergeet bijna hoe complex zijn rol technisch is – is verbluffend. Schijnbaar moeiteloos strooit hij met virtuoze (draai-)sprongseries en rijgt hij zijn tours en pirouettes aan elkaar, desgewenst met de versnelling van een ijsdanser.
Zijn passen zijn verzorgd, elegant en stoer en zijn partnerwerk is ook nog eens uitstekend, wat onder andere wordt onderstreept door het vertrouwen waarmee Maia Makhateli (Kitri) zich met een aanloopje in zijn armen werpt en zich door haar partner hoog laat liften op één arm. Pas na ettelijke seconden daarboven geeft een driftig rammeltje met haar tamboerijn aan dat ze er genoeg van heeft.
Makhateli is aan Van Poucke gewaagd; haar technische kwaliteit staat buiten kijf. Gedurende de voorstelling krijgt ook de kittige comédienne in haar steeds meer de ruimte, om tot volle expressieve bloei te komen in derde akte, waar ze de list van haar geliefde (hij veinst een wanhopige zelfmoordpoging om het huwelijk van Kitri met Gamacho te voorkomen) geestig en met komische timing meespeelt.
Haar solo in de tweede akte, waarin zij als Dulcinea verschijnt in Don Quichots heerlijke droomvisioen, is vlekkeloos. In de derde akte pakt zij uit, net als Van Poucke, met alle technische hoogstandjes die haar rol voorschrijven: exacte pasjes, strakke fouettés (zweepslagpirouettes) en een balans die met recht een ‘showstopper’ mag worden genoemd.
Het feest is compleet dankzij een goed en geïnspireerd ensemble. Ratmansky was de laatste weken in huis om de puntjes op de i te zetten en zijn enscenering lijkt nóg levendiger geworden. Naast de hoofdrolspelers wordt opvallend mooi gedanst door onder anderen Elisabeth Tonev als Koningin van de Dryaden, Jan Spunda als Espada, de aanvoerder van de stierenvechters en Connie Vowles als een kwikzilverachtige Cupido. Na zo’n Don Quichot zou je direct een ticket naar de Spaanse winterzon willen boeken.
Foto’s: Altin Kaftira