In haar beklemmende bewerking van Shakespeares Het temmen van de feeks speelt Nina Spijkers een interessant spel met gender-als-performance. Door het geheel in de vorm van een rollenspel te gieten weet ze het verguisde stuk nieuw leven in te blazen. (meer…)
‘Drieëntwintig jaar en nog niets gedaan voor de onsterfelijkheid!’ schampert koning Filips II tegenover zijn zoon Carlos. Tsja, met zulke parenting skills heb je het natuurlijk ook wel een beetje aan jezelf te danken dat je kroost maar niet wil deugen. Nina Spijkers zet in haar versie van het stuk van Friedrich Schiller de ontvoogdingspogingen van een jonge generatie centraal.
Spijkers koos als basis voor haar voorstelling de bewerking van Don Carlos die Tom Kleijn in 2005 voor Theu Boermans maakte. Deze interpretatie, met prachtige rollen van Fedja van Huêt als het titelpersonage en Jacob Derwig als de tragische markies van Posa, is me altijd bijgebleven – het was een van de eerste stukken waarover ik een (zeer lovende) recensie schreef. Door flink wat te schrappen in de tekst en de cast terug te brengen tot vier acteurs weet Spijkers het stuk naar haar eigen hand te zetten en – met name in de eerste helft – er een interessante andere lezing aan te geven.
De belangrijkste regievondst van Spijkers is dat ze belangrijke delen van de tekst door twee of meer acteurs tegelijkertijd laat uitspreken. Het deed me denken aan Der (kommende) Aufstand nach Friedrich Schiller, de weergaloze performance van Andcompany&co waarin het Occupy-principe van de ‘human microphone’ werd gehanteerd – de uitspraken van een persoon worden door de hele groep herhaald om het voor iedereen verstaanbaar te maken. Door deze koor-achtige manier van tekstbehandeling maakt Spijkers haar acteurs tot één groep jonge mensen die gezamenlijk naar iets zoeken, en zet ze de tegenstelling tussen individualiteit en collectiviteit op scherp.
Daarnaast weet ze door de kluchtige toon die ze aan de romantische intriges aan het Spaanse hof meegeeft de banaliteit van het najagen van het eigen geluk mooi te laten contrasteren met de realiteit van de bloedige slachtpartijen in De Nederlanden. Don Carlos is eigenlijk een puberale knul met een Oedipuscomplex, die pas tot activisme overgaat als hij daarmee de liefde van zijn stiefmoeder Elisabeth kan winnen. Zijn idealistische vriend Posa zet dit op handige wijze in als hij merkt dat een beroep op waarden als rechtvaardigheid en sociale gelijkheid bij zijn verliefde vriend geen zoden aan de dijk zet, en weet via Elisabeth Carlos tot daden te bewegen.
Dit beroep op de onderbuik blijkt echter een hellend vlak. Door Carlos te manipuleren in plaats van inhoudelijk te blijven benaderen begeeft Posa zich op het vlak van de populistische politiek en wordt hij uiteindelijk zelf het slachtoffer van het web van intriges dat hij spint. Zodra je je achterban oneigenlijk benadert creëer je een dynamiek die je niet onder controle kunt houden.
De sleutelscène, die ook al het hoogtepunt van de versie van Theu Boermans was, toont ook de spanning tussen activisme en de realiteit van de politiek. Ontboden bij de koning wordt Posa gedwongen zijn kritische houding tegenover diens bewind uit de doeken te doen. Spijkers laat gedurende de scène steeds meer spelers aanhaken bij de gepassioneerde speech van Posa en uiteindelijk richt de hele cast zich jegens het publiek, waardoor de verantwoordelijkheid voor een betere wereld bij onszelf wordt neergelegd. De regisseur weet hiermee een meeslepend moment van collectieve hoop te bewerkstelligen, om die daarna meteen bruut de bodem in te slaan als de koning Posa inkapselt in het systeem door hem een positie aan het hof aan te bieden.
Het is jammer dat Spijkers haar eigenzinnige aanpak niet tot het einde van het stuk weet vol te houden. De tweede helft van haar Don Carlos is een stuk minder verrassend omdat ze uiteindelijk toch niet aan de eisen van de plotafwikkeling weet te ontkomen. Waar het stuk in de eerste helft een prettig oneerbiedige houding ten opzichte van het centrale drama laat zien, lijkt de regisseur in de tweede helft toch het pathos van de persoonlijke intriges centraal te willen stellen, waardoor de weerbarstigheid van haar voorstelling verloren gaat.
Aan het slot vindt ze die spanning echter weer terug. Nadat de spelers na alle verwikkelingen een gezamenlijk moment van hoop voor de toekomst met elkaar delen (onderstreept door ‘I wish I knew how it would feel to be free’ van Nina Simone) komt het grid plotseling als gevangenis naar beneden. De laatste woorden zijn aan de koning, die zijn intentie uitspreekt om De Nederlanden en zijn zoon geen genade te geven. Het is een stevige reality check ten opzichte van de verstikkende onbuigzaamheid van de macht, des te pijnlijker omdat dezelfde acteurs tot spreekbuis van de onderdrukker worden gemaakt. Uiteindelijk hebben we de keus, lijkt Spijkers te zeggen: breken we uit het systeem of blijven we onze eigen onderwerping faciliteren?
Foto: Sanne Peper