Ze staat in het midden van een verlaten atelier en houdt een gipsen hand vast – identiek aan die van haarzelf. Is het haar eigen hand of die van haar moeder? De vingers verstrengelen, kort, en laten elkaar los. Het gips is broos.

Kun je de band met je moeder verbreken? En wat voor effect heeft dat vervolgens? Joske Koning onderzoekt het in een kwetsbare soloperformance van een klein uur, tijdens het Amsterdam Fringe Festival.

Terwijl ze zich tussen de kunstwerken – doeken, objecten, sculpturen (scenografie: Iris Box) – van haar atelier begeeft, horen we flarden van (natuur)documentaires, televisieprogramma’s en films over de relatie ouder-kind en de vrouw als voorbeeld en rolpatroon.

Na een verstilde opening volgt een opsommende monoloog aan twijfels, goedbedoelde adviezen, clichématige dooddoeners en angsten. Ze is op zoek, want waartoe moet je je verhouden als je moeder niet het sterke voorbeeld is waar je tegenop kijkt?

Samen met Eva Jansen Manenschijn schreef Koning een sterke tekst, waarin algemeenheden onverwacht worden afgewisseld met rake, gedetailleerde observaties of gevaarlijke gedachtegangen. Ze is zenuwachtig voor haar moeders begrafenis, zegt ze halverwege. ‘Hoe zit ik daar?’ En heeft ze, door het contact met haar moeder te verbreken, niet ook een bres geslagen in de onvoorwaardelijke liefde die haar zussen ten opzichte van hun moeder voelen? Betekent onvoorwaardelijk trouwens niet letterlijk zonder voorwaarden? Heeft ze in dat opzicht niet het volste recht haar moeder te ontgroeien?

De grootste kwaliteit van deze performance (waarvoor Espen Hjort de eindregie deed) is het gebrek aan invulling en psychologische duiding die Koning aan haar woorden geeft – iets dat waarschijnlijk al snel had geleid tot melodrama. Maar haar spel is sec, ingehouden en beheerst, waardoor de invulling bij het publiek komt te liggen en sommige clausen ineens onverwacht naar binnen kunnen slaan. Bovendien schemert er een soort overlevingsmechanisme doorheen. ‘Is er iets fundamenteel mis met mij?’ is een even onzinnige gedachte als dat ‘tijd heelt alle wonden’ een cliché is – je hebt er niks aan, je kan er niks mee, maar het klauwt zich in je vast.

In DogWoman zien we een vrouw die voortdurend, door zichzelf of haar omgeving, ter verantwoording wordt geroepen of uit evenwicht wordt gebracht. Toch houdt ze zichzelf, ondanks alle pijn en twijfels die ze incasseert, staande. Daaruit tekent zich behalve een grote kwetsbaarheid, ook een grote kracht.

Foto: Annelies Verhelst