De ambities zijn groot, zo blijkt uit het korte openingswoordje van Marieke Dijkwel, ‘dramaturg publiek’ bij Theater Rotterdam (kort gezegd: een theaterdeskundige die regisseurs begeleidt in hoe voorstellingen overkomen bij toeschouwers). De fusie van de Rotterdamse Schouwburg, het Ro Theater en Productiehuis Rotterdam staat sinds april onder nieuwe leiding van choreografe/theatermaker Alida Dors (43), naar eigen zeggen sterk gevormd door de vechters- en dromersmentaliteit van de ‘hiphopattitude’. (meer…)
Dog Rising, van de Canadese choreograaf Clara Furey, begint met iets dat lijkt op een werkgerelateerde Zoom-meeting. Een vriendelijke vrouw verschijnt op een bescheiden scherm aan de zijkant van het podium. Ze merkt nonchalant op hoe iedereen erbij zit of binnenkomt.
Ze richt zich via Zoom tot anderen, zoals dat sinds het voorjaar van 2020 hoogst gebruikelijk is geworden. Terwijl haar spreken op een zeker moment serieuzer wordt, in een speech verandert, en de teksten een spirituele kant op gaan – wijsheid en waarheid zijn een zoektocht en dicht bij jezelf blijven is het devies bij alles – bewegen drie dansers op een in diep rood badende vloer. De bewegingen pulseren, worden in een relatief hoog tempo herhaald. Het zijn losgeraakte, enkele handelingen, die het ontbreekt aan vervolg of context, wat overigens ook van de dansers op de vloer kan worden gezegd, ondanks de speech.
De stem, die allerlei gebruikelijke vragen stelt bij hoe wij de razende wereld van vandaag overleven en wat daar nog aan corona-eenzaamheid, afstand en verlies bovenop is gekomen, wordt op zeker moment vervangen door een zich langzaam ontwikkelende soundscape van Tomas Furey. De lichamen, die aanvankelijk hun eigen pulse produceren, in scherp contrast met de stichtelijk kabbelende stem op zoek naar heling en rust, worden nu overspoeld door zachte explosies van noise. Krakende en schetterende uitbarstingen van geluid geven een ruimtelijke kwaliteit aan het duister van het theater. De repetitieve gestiek van de dansers krijgt hiermee een basis, een even abstracte als concrete ondergrond.
Zoals de vrouw – die naar ik later teruglees de dichter Coral Short is – het leven als een golvende zee van ervaringen beschrijft, zo slaat de noise in de vorm van aanrollende en wegstervende golven een weldadige bres in de logica van de intens producerende lichamen, die door de aard van de bewegingen gevangen lijken in een vreemd soort nu. Trekken en duwen, boksen en rocken, schudden en pompen, een schokkende schouder of een opgeheven arm – het zijn aanzetten tot actie die als een fysieke training in de gym steeds herhaald worden, als beweging op zich, zonder gevolg. De bewegingen leiden nergens toe, staan op zichzelf. De dansers zijn als losse foto’s uit een album van Eadweard Muybridge, die in een loop zijn geraakt.
Het loopen van de bewegingen heeft een dubbelzinnig effect. Het is fascinerend, maar ook bevreemdend of zelfs angstaanjagend, want er is weinig menselijks aan. Het is de logica van machines en programma’s, waarmee je kunt knippen en plakken, mechanisch of digitaal herhaling kunt produceren, de geworpenheid van het leven kunt herstructureren naar lineaire patronen of laten oplossen in wolken elementaire deeltjes. Het verbandloze confronteert de toeschouwer zowel met de schoonheid van het kunstmatige, als met een gebrek aan zin of drama, een doel, een functie, een rol, een plek in een groter geheel.
Hoewel, op den duur levert de dril en de inwisselbaarheid van de loop ook een bepaalde vrijheid op, zoals dansers op feesten en in clubs weten. Van het ten opzichte van elkaar bewegen op een gemeenschappelijke maat, van het samen cadans vinden en deze weer loslaten, zeker als dat door geluid wordt ondersteund en overgenomen, gaat een enorme kracht uit. De beats, de frequenties en het veranderende reliëf van de soundscape geven de dansers houvast en status. Ze ontspannen zichtbaar in de golvende geluidsbaren en er komt een groove in de stationaire activiteit van de lichamen.
Uiteindelijk werkt de voorstelling naar een geweldig crescendo toe, waarbij zelfs het lichtontwerp zich gewonnen geeft en de stroboscoop even aan mag, maar daarna draaien de drie gewoon weer verder, nog steeds met dat lichaam in herhaling en variatie, pulserend als een golf, langzamer dan het geluid en het licht, mechanischer dan de zee of een blad aan een boom.
De woorden van Short, die over overgave en acceptatie gaan, lijken aanvankelijk van een andere planeet, geenszins in overeenstemming met de overgeorganiseerde, eindeloos productieve en gesegregeerde dans op het podium. Maar in de loop van de tijd verenigen de twee zich met elkaar, en niet alleen door het stuwende crescendo en het onthullende moment daarna. De verandering voltrekt zich eigenlijk vooral in de perceptie van de toeschouwer, wanneer die zich realiseert hoe de dansers hun krachten sparen, plezier hebben in het oppikken van elkaars inzet en volhouden, doorzetten en licht worden in de uitvoering van de absurde taak. Hoewel ze elkaar nooit aanraken of echt dichtbij elkaar komen, doen ze het helemaal samen.
De geruisloze manier waarop Baco Lepage-Acosta, Brian Mendez en Be Heintzman Hope zich van hun taak kwijten maakt het de toeschouwer lastig. Geen drama, geen uitputting, geen tragisch verlies, gewoon blijven doordoen en ademen. Het roept bewondering op, maar zelfs die lijkt misplaatst, want niets wijst op een hoger doel of een diepere bedoeling. Dog Rising is ongelofelijk precies in de indirecte vaststelling van wat ons normaliter beweegt. Corona is een inspiratie, maar daartoe blijft het werk niet beperkt. Meditatie, mindfulness en andere healing-praktijken mogen langzaam de westerse wereld veroveren, ze informeren ons niet echt hoe om te gaan met de desastreuze gevolgen van het flits-kapitalistisme en de neoliberale condities waarmee een geglobaliseerde wereldeconomie mensen overal ter wereld met elkaar verbindt, maar ook opjaagt. Ze lijken twee kanten van het zelfde muntje.
Ik zag Dog Rising in de week dat Amsterdam volliep vanwege het Amsterdam Dance Event. In Rotterdam kwam een flinke handvol mensen kijken, en ik vrees dat dat in Amsterdam niet anders zou zijn geweest. Ik herinner mij bijvoorbeeld ook Giselle Vienne, die meerdere malen op het Holland Festival stond met haar producties en zich steeds opnieuw afvroeg waar de house scene was, waarnaar al haar werk verwijst, en Nederland in de wereld berucht om is. Je zou willen dat dit soort hyper-hedendaags werk de aandacht krijgt en het publiek vindt dat het verdient. Theaters en festivals, alle soorten van bemiddelaars, moeten daar echt wat aan gaan doen.
Foto: Kinga Michalska