Geen beeldschermen, geen design-keuken, geen rondrijdende camera, geen speelvloer vol kabelspaghetti. Gewoon een prachtige tekst, twee geweldige acteurs, een uitgebeende scène met een zitbank, een kapstok, en een bijzettafeltje met de drank waaraan de man uit het stuk te gronde gaat. Tot de verdiensten van de herneming van DOEK! behoort dat hij je doet beseffen hoezeer dit soort klassiek Sprechtheater met uitsterven wordt bedreigd – in de Nederlandse taal komen er nauwelijks well made plays bij. 

DOEK! is een Maria Goos uit 2010. Kik Productions brengt het stuk opnieuw uit, onder regie van Jan-Paul Buijs; woensdag 9 oktober was de première in de Stadsschouwburg Haarlem, net als veertien jaar geleden. In DOEK! staan Lies (Liz Snoijink) en Richard (Porgy Franssen), ooit een onafscheidelijk spelersduo, voor het eerst in zeventien jaar weer eens samen op het toneel, in hetzelfde stuk waarmee ze ooit afstudeerden op de toneelschool. In dat laatste stuk spelen ze Kate en David, personages die nauwelijks van Lies en Richard te onderscheiden zijn.

Op dezelfde plek, de ruimte waar zij repeteren voor de première, switchen Lies en Richard voortdurend tussen hun eigen, ‘echte’ leven en dat van Kate en David – en Snoijink (68 inmiddels) en Franssen (67) tussen hun rollen en hun realiteiten, want ook zij leerden elkaar kennen op de toneelschool. Of zij ook in de liefde ooit een paar zijn geweest, blijft even onduidelijk als tussen Lies en Richard. DOEK! is een stuk in een stuk in een stuk, een droste-effect waarmee zowel Goos als haar twee door de wol geverfde vertolkers virtuoos goochelen, met zichtbaar plezier.

Behalve zichzelf, alleen tussen de regels door uiteraard, Lies/Kate en Richard/David, spelen Snoijink en Franssen allebei nóg een rol, waarmee DOEK!, heel elegant, begint en eindigt. Met het klimmen der jaren heeft Richards drankzucht zijn ooit legendarische charisma en vakmanschap als acteur meer en meer overvleugeld. Drie weken voor de première is Lies zijn laatste hoop, nadat hij al drie andere tegenspeelsters heeft weten te verjagen.

DOEK! opent met de breuk met de laatste van de drie, Jojanneke, ‘een zeer middelmatige actrice’ volgens Goos’ spelaanwijzingen in de tekst. We zien hoe zij niets bakt van haar rol als Kate, en hoe Richard haar vervolgens gretig vernedert. ‘Die Kate dat is een vrouw die het merg uit je botten zuigt!’, houdt hij haar voor. ‘Schelden, zuipen, meedogenloos, compromisloos. Boos. Gekwetst. Een wilde kat. En een kind.’ Spéél die vrouw dan ook, maant hij haar, in het volle besef dat Jojanneke dat niet kan. ‘Doe het gewoon! Christus!’

Jojanneke vlucht weg voor Richard en CUT!, Goos schakelt naar haar vervanger, en Snoijink even naadloos naar Lies, en naar de Kate zoals die moet zijn. In de finale maakt Franssen even overtuigend een even scherpe overgang. Lies heeft zo lang niet meer gespeeld omdat zij speelmakker Richard heeft ingeruild voor een echtgenoot, de brave gynaecoloog Wouter, met wie zij, letterlijk, leeft als een godin in Zuid-Frankrijk. Richard heeft Wouter één keer ontmoet, en zich toen net zo misdragen als tegenover Jojanneke. Tijdens de repetitie herhaalt hij dat moment met een meedogenloze persiflage van Wouter, als een rijk en zelfingenomen Goois leeghoofd.

Maar nadat in DOEK! het nepdoek is gevallen, na de fictieve première in deze echte première, komt Franssen op als de ‘echte’ Wouter, en speelt hij plots een schuchtere, liefdevolle man-van, die, niet gewend aan theater, oprecht diep onder de indruk is van het spel, en het levensverhaal, van Lies en Richard. Porgy als Wouter pakt daarmee niet alleen Liz als Lies volledig in, maar ook zijn publiek in Haarlem.

Het ligt nogal voor de hand om DOEK! te vergelijken met Who’s Afraid of Virginia Woolf? In virtuositeit kan Goos zich zeker meten met Albee. Niet in het universele en tijdloze karakter van Albee’s thematiek. Maar dat heeft zij ook nooit gepretendeerd. Goos is een meester in de dramatisering van de dialoog en de groepsdynamiek zoals zij die waarneemt in haar directe omgeving: de oer-Brabantse extended family waarin zij zelf opgroeide (prachtig geëerd in De geschiedenis van de familie Avenier), en de oer-Hollandse betere standen die haar later zijn gaan fascineren (Pleidooi, Oud Geld, Familie, Cloaca).

Marijn Lems wierp Goos op dit platform ooit voor de voeten, in 2018, in een recensie van haar We zijn hier voor Robbie, dat zij theater maakt ‘over het soort mensen dat in de hele westerse toneelgeschiedenis al zo overgerepresenteerd is’. Dat is natuurlijk zo. Maar het is haar goed recht zich te beperken tot materiaal dat zij dicht bij eigen huis kan vinden. Bovendien kent Goos een eigen engagement: met de Nederlandse taal.

De toneelstukken waarmee zij duurzaam haar reputatie vestigde – Familie, Cloaca, Avenier – maakte zij met en voor Het Toneel Speelt, een gezelschap dat zich mede ten doel had gesteld de Nederlandse theatercanon te verrijken met nieuwe stukken, en daarnaast Nederlandstalige klassiekers levend hield. Oprichters Ronald Klamer en Hans Croiset vonden dat zulk werk elders te weinig aan bod kwam.

Hun initiatief is nooit beloond met een vaste plek in het gesubsidieerde theater, en vandaag de dag leidt Het Toneel Speelt een slapend bestaan. Het Nationaal Theater onder Eric de Vroedt maakt belangrijk nieuw Nederlands werk. Maria Goos schrijft de laatste jaren vooral film- en tv-scenario’s. O ironie: zo’n twee decennia geleden keerde ze zich juist af van die wereld, omdat die na haar eerste successen Pleidooi en Oud Geld weigerde te investeren in nieuwe series van haar hand.

Met Familie en Cloaca keerde zij terug naar haar oude stiel, het theater. Nu is die vijver weer grotendeels drooggevallen. Het onderstreept de blijvend precaire positie van de Nederlandse taal, in een wereld waar gebrekkig Engels steeds meer de voertaal wordt.

Heel lang geleden zag ik mijn eerste Who’s Afraid … , met Annet Nieuwenhuijzen als Martha en Eric Schneider als George. Ik kwam totaal gesloopt de Amsterdamse Stadsschouwburg uit. DOEK! bracht mij een andere, lichtere sensatie, maar evenveel voldoening.

Laten we blij zijn dat we Maria Goos nog hebben. En laten we hopen dat ze, naast haar film- en tv-werk, nog een paar nieuwe toneelstukken aan haar repertoire kan toevoegen.

Foto’s: Ben van Duin