Leven, dát wil ze en terecht, maar precies dat is haar ontnomen. Allereerst natuurlijk door de man die haar neerschoot, maar ook door wegkijkende, falende of laconieke instanties. Niet gezien, niet gehoord gaat over een meisje dat bedreigd werd, aan de bel trok en vervolgens niet werd gehoord. (meer…)
In Djinns gooit schrijver en regisseur Ko van den Bosch het leeuwendeel van de wereldproblematiek op een grote hoop. Elk mogelijk punt dat de voorstelling wil maken gaat verloren in een kitscherig mengsel van cynisme en pathos.
De hotelkamer die het decor vormt van Djinns, de voorstelling die Ko van den Bosch schreef en regisseerde voor Likeminds, is een slagveld. Lampen, meubels en een set microfoons liggen in eerste instantie schots en scheef over de ruimte verspreid en de muren zijn ondergekliederd met een muurschildering die verdacht veel op een smeltende wereldkaart lijkt. Het scènebeeld van Carmen Schabracq is precies als de voorstelling die volgt: chaotisch, overvol en gespeend van iedere subtiliteit.
In deze janboel verschijnen twee vrouwen (Sarah Jonker en Sinem Kavus), vakantiegangers die specifiek dit oorlogsgebied hebben opgezocht voor een avontuurlijke trip. Vanaf het begin ligt het commentaar er dik bovenop: deze twee letterlijke ramptoeristen zijn een karikatuur op de moderne mens die alles als consument benadert, inclusief het lijden van anderen. Na een korte periode van oriëntatie, inclusief een geestige poging om de klantenservice te bereiken, wenden ze zich via de microfoons rechtstreeks tot het publiek om hun visie op de wereld met ons te delen.
Ko van den Bosch heeft als auteur en maker nooit bekend gestaan om zijn subtiliteit, maar in Djinns maakt hij het wel heel bont. De voorstelling lijkt slechts twee standen te hebben: oppervlakkig cynisme in de eerste 80% van de voorstelling en al even oppervlakkig sentiment aan het slot. Het probleem is vooral dat Van den Bosch zo’n beetje de hele wereldproblematiek in een voorstelling heeft willen proppen, en hij er genoegen in schept om schaamteloos zijn onderbuik als woordvoerder te laten fungeren. Het levert gênante, faux-provocatieve passages over uiteenlopende zaken als de holocaust, jihadisme en het Midden-Oosten op, waarin alles en iedereen gelijkelijk wordt afgeserveerd.
Als de tirades uiteindelijk allemaal achter de rug zijn, schakelt de regisseur over naar zijn andere register: pathos. Omdat er echter op geen enkele manier een basis is gelegd voor empathie met de personages loopt ook dit op niets uit, en voelt het eenvoudigweg als de andere kant van de medaille: een humanisme dat al net zo hol is als het geweld dat eraan voorafgaat.
Zo is Djinns vooral een erg vermoeiende theaterervaring, die diepere gedachtes over de vele thema’s die Van den Bosch aansnijdt angstvallig uit de weg gaat.
Foto: Jean van Lingen
Ja, maar, meneer Lems…
Godzijdank, is er een theatercriticus die mij en alles wat ik doe ontmaskert. Die mij hard met mijn neus op de goede smaak douwt.
Ik heb al lange tijd het gevoel dat wat ik doe op een geven moment door de mand moet vallen als theatrale witwasserij en cultuurfraude.
Elke crimineel heeft de diepste behoefte om tegen de lamp te lopen.
Gelukkig is er aan die martelende onzekerheid na veertig jaar een eind gekomen. Ik ga me nu, als zwanenzang, toeleggen op een bewerking van De Val, van Albert Camus, waarin de hoofdpersoon zichzelf genadeloos beoordeelt, om de andere scherprechters het gras voor de voeten weg te maaien. Vervolgens, maar echt als laatste stuiptrekking, schrijf ik voor twee jonge actrices een bewerking van de Zwanenzang van Anton Tsjechov, over een oude theatermaker, die na zijn dernière nog één keer zijn favoriete scènes speelt.
Ik heb uw recensie dan ook met veel plezier gelezen.
Godzijdank, eindelijk is er een theatercriticus opgestaan die een heus gesprek over echte kunst wil entameren. Marijn Lems ziet zijn recensies als een voorstel of een ontmoeting. Hij wil dat er meer inhoudelijk over kunst wordt gesproken en wil zien hoe theater zich verhoudt tot hoe we met z’n allen kijken naar de wereld om ons heen.
Na het lezen van onderstaande recensie ben ik bang dat een ontmoeting met Marijn Lems er voor mij niet in zit.
Uit zijn recensie over de voorstelling Djinns in de Theaterkrant stijgt een walm zelfgenoegzaamheid en politieke correctheid op. Intenties van de makers zijn voor Marijn Lems niet interessant, zegt hij in een interview met Scènes. Als hij iets anders ziet dan de makers bedoeld hebben, vindt hij dat ook geen probleem. Dat laatste lijkt mij inderdaad geen probleem. Dat eerste wel als je werkelijk een voorstel doet of iemand wilt ontmoeten. In zijn recensie mis ik een voorstel of een aanknopingspunt voor een ontmoeting.
Het probleem bij de recensent is, dat hij geen enkele poging tot duiding
doet. Hoezo punktheater, hoezo achterhaald, hoezo deze vorm? In zijn gemok over de vermoeiende theaterervaring onthoudt hij zijn lezers simpele basics als waar de voorstelling over gaat. Misschien handig als hij toch wat context geeft? Wat voor doel dient deze recensie?
Kennelijk interesseren de lezers hem niet. Hij wil een discussie bevorderen, zegt hij. Misschien heeft dat toch iets te maken met respect voor de andere kant? Misschien niet voor mij als schrijver/regisseur, het zal me worst wezen, maar dan in ieder geval voor de actrices Sarah Jonker en Sinem Kavus.
Blijkbaar heb ik Lems doeltreffend in zijn verkeerde keelgat geschoten en hem een vermoeiende theaterervaring bezorgd. Dat spijt me. Hij kon er kennelijk niks mee, hoewel hij een opleiding heeft genoten “met een interdisciplinaire benadering waarin antropologische, sociolinguïstische, semiotische, politieke, esthetische en filosofische perspectieven worden samengebracht”.
Als hij die met goed gevolg heeft afgerond, en dat allemaal op zijn geestelijke bagagedrager meedraagt, maak je mij niet wijs dat je in een reflectie over een voorstelling niet verder komt dan “janboel”, “achterhaald”, “oppervlakkig cynisme” (80% !), “oppervlakkig sentiment”, en “hol humanisme”. Om dan ook ronkend te melden dat ik “schaamteloos mijn onderbuik als woordvoerder” laat fungeren.
Mijns inziens heb ik dan te maken met een theatercriticus met profielneurose, die niet eens een poging doet om een voorstelling te begrijpen. Lems wordt de meest controversiële theaterrecensent genoemd, de Angstgegner van elke maker, bij mij komt zijn tekst in de Theaterkrant over als pedante fatsoensrakkerij.
Soit. Ja, ik schrijf teksten die over de schreef gaan, teksten waar ik me voor schaam. Niet omdat ze slecht zijn, of gewild provocatief, maar omdat ze denkbaar zijn en gedacht worden in de grote boze buiten-wereld. Het zijn consequente uitwerkingen van associaties, omzwervingen rond een thema, waarmee ik wil dealen. Die kunnen grappig, absurd of ontroerend zijn, maar ook pijnlijk, ongepast en sociaal of politiek incorrect. Moet of mag het daarom niet gezegd worden?
De fout die Lems maakt, laat ik niet van kwade opzet spreken, is dat hij de schrijver en het personage gelijkschakelt. Wie is het volgende slachtoffer? De actrice die de woorden in haar mond neemt?
Of moet de producent met de staart tussen de benen sorry zeggen omdat hij onwelgevalligheid heeft geproduceerd?
Ja, de voorstelling is karikaturaal, absurd, hardhandig en sociaal incorrect. Goh, het lijkt de echte wereld wel. Laten we het een slice of life noemen.
Ik wens de vermoeide theaterrecensent vakantie toe, iets all-inclusiefs, zonder rampen.