Lakshmi, voluit Lakshmi Swami Persaud, bestijgt de bühne als een hedendaagse Barbarella. In een witte plofstofbroek, met blauwe haren en een afgetrainde buik, laat ze haar stem rijzen en vallen. Denk aan de maan en beeld je in hoe kraters klinken. Buitenaards haast; soms fluisterend en aan de oppervlakte, dan weer elektronisch en diep. Toch ontbreekt het in haar liedteksten aan authenticiteit. (meer…)
Alles staat klaar: een groot aantal beweegbare wanden, een oneindig aantal lijsten en morgen moeten in het museum alle schilderijen op hun plaats hangen voor de tentoonstelling. Dat gaat nooit lukken. Of wel? Het is een wedstrijd tegen de materie. En tegen andere krachten.
Want hoe bitchy de conservator mevrouw Van der Baan, een leuke rol van Mirjam Morsch, ook is, de twee werklui lopen de kantjes ervan af. Als ze er niet is, doen ze niks. Als ze even binnenvalt doen ze net alsof ze aan het werk zijn. De Laurel & Hardy-act van de twee klusjesmannen, gespeeld door Peter Bolten en Arjan Bouwmeester, blijft helaas in amateurisme steken. De goocheltrucks die ze doen zijn flauw en ze laten tot overmaat van ramp ook nog eens zien hoe die werken. Hun oefening van de rol van toekomstig museumsuppoost (juiste houding, juiste looptred) eindigt weliswaar in een potsierlijk dansje, maar alleen door het leuke muziekje erbij ziet de toeschouwer een begin van het Zwanenmeer.
Maar dan ’s nachts, als de mensen slapen en de maan door het raam schijnt. Dan komen de René Margritte-achtige schilderijen tot leven. De mannen met bolhoeden, met een appel voor hun gezicht. De paraplu’s en de pijp die geen pijp is. Met perspectivistische truckjes wordt geprobeerd de voorwerpen van de schilderijen ook buiten hun lijst hun surrealisme te laten behouden. Soms even met succes, maar vaker niet. Dit is geen droom, want de oplettende toeschouwer blijft er nuchter onder. Het blijft een aaneenschakeling van toepassingen van kijkdozen, doorgeefluiken, klapdeurtjes en schuifraampjes. De slapstick met de bolle hoed heeft een gebrek aan timing. Op geen moment wordt een andere werkelijkheid vermoed, iets wat in andere voorstellingen van Unieke Zaken wel het geval was.
Wel leuk wordt het wanneer de draak met het museumbezoek wordt gestoken. Het overdreven welkom voor de bezoeker aan de kassa. De alarminstallatie waarvan niemand weet hoe scherp die staat afgesteld (te scherp). Maar dan gaat het allang niet meer om de schilderijen. En als dan uiteindelijk alles piekfijn klaar staat om de burgemeester de opening te laten verrichten en je denkt dat het nu werkelijk gaat beginnen, is de voorstelling afgelopen.