Onder de rook van de Hoogovens heeft in potentie een aantal mooie thema’s en is reuze actueel. De voorstelling wordt bovendien gespeeld in het hol van de leeuw, het Hoogovens Museum, op het terrein van Tata Steel. Helaas komt het drama geen moment tot leven. (meer…)
Neem je de rode of de blauwe pil? Het is een dilemma dat een cliché is geworden in sciencefiction-films, en dat meestal eigenlijk geen dilemma is. Uiteindelijk kiest vrijwel iedere held voor een fysiek en niet voor een virtueel bestaan, zelfs al lijkt het misschien leuker in The Matrix. De held in Abre los oyos / Vanilla Sky springt er zelfs voor van een flatgebouw, al is in de echte wereld zijn vriendin dood en hijzelf diepgevroren in een cryogene tank. (‘Ja, dat is wel een probleem’, zegt Penelope Cruz.) Voor zo ver ik weet is Solaris de enige film waarin een bestaan als replica nog een mild verontrustend happy end kan zijn.
Valt er met die thematiek nog iets te doen in het theater, nadat Hollywood er al de nodige creativiteit en production values in heeft gestopt? Robin Coops heeft het geprobeerd met zijn digitale dystopie Disconnect. Coops is een typische hedendaagse duizendpoot die toneel en compositie heeft gestudeerd, in een band speelt, een stichting voor zijn eigen projecten heeft opgericht en nu de filmacademie gaat doen. Als het genre scifi-theater nog moest worden uitgevonden, dan is Disconnect wel min of meer wat je je daar bij voorstelt: LEDs, glitches, interactieve projecties en een elektronische soundtrack.
Het verhaal is niet de sterkste kant van Disconnect. Een wetenschapper, Löw (gespeeld door de welgeproportioneerde Mingus Dagelet, de helft van de tijd in onderbroek) heeft een netwerk ontworpen waarin de mens zijn eigen geest kan uploaden. Hij is bij het testen in coma geraakt en wordt nu vijfentwintig jaar later wakker als de laatste mens van vlees en bloed. De vraag is dus: gaat hij zichzelf alsnog uploaden? Zijn ondertussen virtueel geworden vrouw Roxanne (Mehrnoush Rahmani) probeert hem daar via de voice-over toe over te halen, maar gaandeweg blijkt het netwerk Facebook-achtige trekjes te hebben: je bent zogenaamd met iedereen verbonden, maar alleen de positieve herinneringen worden door het netwerk ‘relevant’ bevonden. De titel van Disconnect lijkt al iets over de afloop te verklappen, maar als laatste mens op een verlaten aardkloot rondstruinen is toch ook geen aantrekkelijk scenario. Dan is er nog een traumatisch verlies dat de keuze verder compliceert. Enfin, de rode of de blauwe pil dus?
Veel poging tot communicatie met het publiek wordt daarbij niet gedaan. Het dramatische conflict wordt uitgevochten via de voice-over: de behulpzame vrouwenstem wordt gaandeweg steeds dwingender en krijgt trekjes van een Cartesiaans mauvais génie. Wanneer Löw niet met zijn virtuele eega in discussie is, is hij voornamelijk bezig aan zichzelf te vertellen wat hij aan het doen is. Terwijl er toch echt een zaal vol mensen zit tot wie hij zich zou kunnen richten, of aan wie hij het zou kunnen tonen.
Uiteindelijk zit de filosofische uitdaging niet zozeer in de keuze tussen echt en virtueel maar in het idee dat je denken aan een lichaam vastzit. In het academisch heet dat embodied cognition. Het grootste deel van je hersenprocessen – het aansturen van je bewegingen en organen, het verwerken van taal en indrukken – speelt zich subliminaal af, en ook je bewuste ervaring is rijker dan je zou kunnen communiceren. Dat geeft enerzijds het idee dat de uitwisseling sneller en directer zou kunnen, en doet tegelijk ook twijfels rijzen over de theoretische mogelijkheid van zoiets als een netwerk dat je met andermans gedachten en ervaringen verbindt.
Er zit in Disconnect een duidelijk pleidooi voor de lichamelijkheid van het bestaan verwerkt – het is voor Löw het breekpunt – maar tegelijk komt die lichamelijke ervaring niet echt uit de verf. Löw is, zoals gebruikelijk, vooral aan het vertellen wat hij ervaart en hoe graag hij zijn vrouw tegen zich aan wil drukken. Er wordt en passant ook nog iets gezegd over geweldige virtuele seks. Voor een pleidooi voor de lichamelijkheid blijft het allemaal toch wel erg cerebraal. In het programmaboekje staat iets over dansers, maar dat is blijkbaar ergens in het repetitieproces geschrapt.
Wat Coops wel overtuigend doet is het vermengen van toneel en digitale kunst. Geluid en projectie sluiten naadloos op elkaar aan en wanneer daar glitches doorheen gaan lopen, is dat een volkomen geloofwaardige dramatische wending. Daarin zit de belofte van Disconnect: als het niet het eerste scifi-theater is, is het in elk geval theater dat digitaal geboren is, in plaats van techniek als gimmick te gebruiken. Maar hij moet wel een andere tekstschrijver zoeken.
Foto: Bart Grietens