Negeer die naargeestige titel: Verlaten Vrouwen. De nieuwe voorstelling van de Arnhemse Meisjes bij De Nieuwe Oost, is niets om je eenzaam, treurig of verwaarloosd bij te voelen. Integendeel. Het half uur, buiten gedanst door het vijfkoppige collectief, zoemt als vers afgeschoten bromtol rond over het zanderige grindplein van Theater a/d Rijn. (meer…)
De vijfde editie van het rondreizende dansfestival Moving Futures is van start gegaan in Arnhem, een van de thuissteden van multidisciplinair productiehuis De Nieuwe Oost. Na de openingsdag op donderdag was gisteravond de eerste première van het festival te zien in Theater aan de Rijn. Die Verwandlung is een verdere uitwerking van een korte voorstelling met dezelfde titel die ArtEZ-alumna Sophie Mayeux vorig seizoen maakte.
Een paar ritselende gouden wezens, die alleen bestaan uit twee hoge poten en een hoofd van billen, komen aftastend nader tot elkaar. Twee lichtgevende kwallen zweven in de donkerte van de diepzee. Drie spoken staren je aan vanachter een melkwit gordijn. En ergens zit een vissersvrouwtje in de wind te wachten, haar zusters komen haar halen, hun hoofddoeken stevig onder de kin geklemd. Het is een hele evolutie die Mayeux weet uit te beelden met drie lichamen, goudkleurige isolatiedekens en een ventilator.
Van de kosmische oersoep tot wezens uit de toekomst die stuiten op de resten van de mensentijd, de momenten die ze kiest zijn fraai uitgebeeld. De goud- en zilverkleurige reddingsdekens hebben een sculpturale kracht en lijken soms een vaste en dan weer een vloeibare vorm aan te nemen. De sfeer is vrij donker, een scherm van melkwitte verticale banen fungeert als achterdoek, wajangscherm en projectiedoek. De dekens ritselen, knisperen en ruisen. De lichamen van de dansers onder die dekens zwemmen, rollen, kruipen, lopen en lijken soms zelfs te zweven. Een gezicht tekent zich slechts sporadisch af, als profiel.
Maar hoewel de voorstelling veel mooie beelden oproept ontbreekt het aan dynamiek en een spanningsboog. De scènes worden telkens afgesloten met een donkerslag en stilte, waarna soundscape en licht weer opkomen en weer een nieuwe beeldende vondst wordt gepresenteerd. Dat breekt de opbouw al vrij snel op.
Binnen de langgerekte scènes gebeurt vaak ook net te weinig tussen de figuren of tussen hen en de kijker. Over de hele linie is er weinig ontwikkeling in het bewegingsmateriaal – misschien doordat de lichamen van de dansers zonder onderbreking onder de dekens blijven. Traag en bedachtzaam is het meeste, van de golven van de oerzee tot de trage pas van de spookachtige toekomstige wezens. De intensiteit blijft rond dit niveau. Heeft het ermee te maken dat we de dansers zelf niet zien? Maakt dat het te lastig om te peilen wat hen beweegt? Hoe lezen wij mensen elkaars intenties, emoties en motivaties als we de menselijke vorm niet kunnen zien?
De jonge Franse choreograaf baseerde zich losjes op de gelijknamige novelle van Franz Kafka, waarin hoofdpersoon Gregor Samsa op een ochtend wakker wordt en blijkt te zijn veranderd in een levensgroot insect. Terwijl hij probeert aan te tonen dat hij nog steeds Samsa is, zoon van zijn ouders, broer van zijn zus, handelsreiziger van beroep, weet zijn familie maar niet om te gaan met deze plotselinge metamorfose.
Het boek roept vele vragen op over menselijkheid en medemenselijkheid. Het pantser van Samsa maakt het zijn naasten onmogelijk om van hem te houden, om zich met hem verwant te weten. Zo is het ook hier zoeken naar een verbintenis tussen kijker en performer.
Foto: Jochem Jurgens