Kijken naar deze enscenering van Heisenberg is een desoriënterende ervaring. Maar meer omdat de keuzes die gemaakt zijn zo verbazen dan omdat plotlijn, karakters of setting zo dubbelzinnig zijn. Zo staan de keuzes van de makers de kijkervaring jammer genoeg in de weg. (meer…)
Zondag 16 november was een zeer verwarrende dag in Amsterdam, vol debatten, ruzies, zwarte Pieten, een witte Sint, een stuk vol blanke acteurs die negers speelden terwijl het andersom had moeten zijn. Niet allemaal goed, maar toch interessant.
De jongen naast me in de Rabozaal van de Amsterdamse Stadsschouwburg begint in het donker te puffen, te fluisteren, te mompelen. Hij klimt over rijen stoelen naar het toneel. Zo blijken er nog wat meisjes en jongens op te duiken. Af en toe versta ik een woord. Een gezongen halve zin. ‘Staakt uw geraas. De avond is gekomen. De avond van Zwarte Klaas.’ Het wordt steeds ritmischer, een rap, een dans. Op het podium blijkt een hoopje zakken van Sinterklaas te liggen, waar allerlei kleren, hoofddeksels, pruiken en baarden in zitten. Maar ook een zweep, waarmee drie witte, uit de groep van vijf worden gedrild als een soort van slaven. De kledingsstukken vormen verrassende en verwarrende combinaties. Pieten, slaven, wilde dieren. Een rood mijtertje maakt iemand tot Sinterklaas, een rood baretje tot Piet. Roeden worden gehanteerd als knuppels, als speren, als hordes, waar een duidelijk zwanger meisje niet over kan en wil springen. Zij moet toch, maar wordt liefdevol geholpen. Sjamandada heet deze nieuwe groep en ze brengen hun programma over Zwarte Klaas op ongeregelde momenten overal in de stad. Ze gaan nu eens verder dat de zwart-wit-tegenstelling of zelfs die tussen machtigen en machtelozen, ze putten ook uit voor-christelijke, Germaanse of misschien wel universele, spookbeelden en nachtmerries.
Nu was dat een prima, verwarrend begin van het debat Do the white/right thing in de Stadsschouwburg onder de vlotte leiding van programmeur Jörgen Tjon A Fong met regisseur Johan Simons, dramaturge Ellen Hammer, filmer Topher Cambell, regisseur Maarten van Hinte, Clayde Menso van het Amsterdamse Fonds voor de Kunst en acteur Raymi Sambo. Het was helemaal geen slecht debat, maar het ging eigenlijk maar om één ding: Jean Genet heeft in 1958 zijn stuk Les nègres expliciet geschreven voor en op verzoek van zwarte acteurs, die witte personages spelen die weer zwarte mensen spelen. Hans Croiset kon uitleggen dat toen hij in 1961 met een troepje jonge acteurs De negers als allereerste in Rotterdam opvoerde, nauwelijks zwarte acteurs kon vinden. Maar nu is dat anders, toch speelt Johan Simons het stuk in München weer met blanke acteurs (en de Nederlandse, zwarte acteur Felix Burleson). Komen zwarte acteurs eigenlijk wel voldoende aanbod bij de grote gezelschappen? Of kunnen ze zelf beter Gerardjan Rijnders als dramaturg uitnodigen, zoals Raymi Menzo al zes jaar doet. Johan Simons mompelt dat hij geen racist is, maar wel, zoals iedereen, discrimineert en dat hij als hij aan een voorstelling begint eerst heel dicht bij zichzelf begint. Dan kom je inderdaad niet zo snel op zwarte acteurs. Hij denkt dat het op den duur vanzelf wel goed komt. De anderen zijn bang dat de gezelschappen over tien jaar spijt zullen hebben dat ze niet wat vlotter hebben gehandeld met zwarte acteurs en zwart publiek binnen te halen. Dat is ook de conclusie van Noraly Beyer die het debat uiterst charmant afsluit met een pleidooi voor de neger in haar zelf die ook ‘een bedreigde soort’ dreigt te worden.
De Stadsschouwburg heeft dit debat en de voorstelling Die Neger niet voor niets op 16 november gezet, de dag dat Sinterklaas in Amsterdam binnenvaart en de mensen toespreekt vanaf het Ajax-bordes van diezelfde Stadsschouwburg. De stad is vol Pietendebat. Ikzelf ben boos op het stadsbestuur dat ogenschijnlijk louter en alleen pikzwarte Pieten laat zien en niet de flauwste indruk maakt zich ook maar iets van de kritiek daarop aan te trekken. Ik voel dat als een uiterst rechtse provocatie, maar, tja, ik heb het nadeel dat ik wel eens in Elmina, het Nederlandse slavenfort in Ghana ben geweest, van waaruit honderdduizenden zwarte slaven naar Amerika werden verscheept.
Na dit alles valt de voorstelling van Die Neger, die Johan Simons met de gezelschappen uit München en Hamburg heeft gemaakt voor de Wiener Festwochen, me lichtelijk tegen. Het ziet er prachtig uit met veelkleurige schaduwbeelden en het lijk van een blote, blonde, dode vrouw, dat langzaam wegsmelt. Kosten nog moeite zijn gespaard om het er heel knap klunzig geacteerd uit te laten zien. Maar het is soms moeilijk te volgen en dat komt niet alleen door het Duits en de boventiteling en door het verwarrende van het stuk. Jean Genet laat zwarte acteurs blanke mensen spelen die acteren hoe zwarten de moord op een blanke vrouw naspelen en hoe blanken daar weer over oordelen. Genet stelt, in navolging van Sartre, de vraag aan de orde wat een neger is. Het antwoord is natuurlijk dat de gekoloniseerde, domme, sterke, onderdanige neger alleen bestaat in de ogen van de blanken, zoals voor Sartre ook de jood alleen bestaat in de ogen van de antisemieten. Hier werd dat alles en de structuur van het stuk niet zo duidelijk.
Pas in het nagesprek begreep ik waarom. De oude, wijze Felix Burleson zou hier als enige zwarte degene zijn wiens nachtmerrie wij zien. Vandaar die schaduwbeelden. Maar al doende zijn ze daar weer half van afgestapt door zijn personage te verdubbelen. Stefan Hunstein is precies geschminkt als Felix en gedraagt zich als een nauwelijks van hem afwijkende kloon. Heel knap, maar ook knap verwarrend. De andere acteurs hebben eivormige maskers over hun hoofd, heel esthetisch en niet kwetsend: soms zwart, soms wit, soms zwart over wit of andersom. Dat is nog wel te volgen, maar daardoor worden ze geen van allen personages die herkenbaar zijn, alleen witte acteurs die spelen dat ze wat anders zijn dan ze zijn. Ik denk dat Johan Simons er goed aan had gedaan een paar van al die peperdure darlings te schrappen en een véél eenvoudiger voorstelling te maken.
Ik krijg geen nieuw inzichten, zoals ooit wel in het legendarische Mickerytheater bij een van de schokkendste voorstellingen, die ik ooit zag, The George Jackson Black and White Minstrel Show, van Pip Simmons, uit 1972, die wel de durf had blanke acteurs karikaturaal zwart te schilderen. Die werden tijdens de voorstelling ook nog eens bij opbod verkocht. Wie nietsvermoedend zo’n slaaf had gekocht zat de hele pauze vast aan een stinkend, zwetend, irritant onderdanig wezen. Zulke dingen durfde Simons in Duitsland niet aan. Ik vond de beelden die de jonge mensen van Sjamandada durfden op te roepen schokkender en belangrijker.
Foto: Julian Röder
Maar Genet blijkt hoe dan ook n stuk te hebben geschreven dat revolutionair en actueel blijft .
Jean Genie zou zijn nickname moeten zijn