Het is wat onthutsend zoals we welkom worden geheten in de foyer door de mevrouw van het theater. Ze is niet alleen gespannen, maar doet ook een beetje streng. Al gauw blijkt dat we ons allemaal hebben aangemeld voor een auditie bij Theater Artemis en Studio Julian Hetzel. We worden als kleine kinderen toegesproken – zoals dat ooit heette.

Er wordt geen enkele uitleg gegeven over het project, noch over wat de rollen zullen zijn in Diarree is mijn lievelingskleur. ‘Volg de aanwijzingen en laat je talent de rest doen’, is een van de vele slagzinnen, waarmee de mevrouw op buitengewoon hoge hakken de auditie toelicht. Vervolgens krijgt het publiek bij de ingang van de zaal nummers uitgedeeld, die ze ze allemaal keurig om de nek hangen.

Eenmaal in de zaal neemt een mannenstem het over en betoont zich vanaf het begin een even gelikte als ongeduldige auditieleider. De stem schalt uit een megafoon midden op het toneel en blijft zo een totaal onaantastbare factor X, die alles domineert, althans totdat de auditanten in opstand komen. Maar zover zijn we nog lang niet.

Met enige verbazing worden jonge en oudere toeschouwers uit het publiek gehaald om op het podium te komen en de verschillende tests van de auditie te doorstaan. Met even strategische als opportunistische aanwijzingen en opdrachten jaagt de mannenstem de auditanten door verschillende rondes – eerst nog een groep met hulp van het publiek, later mogen de drie voortreffelijke acteurs Willemijn Zevenhuijzen, Tim van Dongen en Louis van der Waal het echte werk opknappen.

Vanaf het begin blijkt uit alles dat het om een parodie gaat en toch is het niet moeilijk om mee te voelen met de participanten die in opdracht kunstjes vertonen als stik in een perzik of val tewijl je doorzeefd wordt met kogels. Als er nog maar drie auditanten over zijn, laat het voltallige publiek zich verleiden om mee te swingen op een bekend popliedje, om zo een reeds in pijnlijke vernederingen ondergedompelde auditant te laten zien hoe het óók kan. Niet dat iedereen van harte meedoet, maar de voorstelling is er duidelijk op gericht om het publiek niet tegen de auditanten op te zetten. Regisseur Julian Hetzel en dramaturg Miguel Melgares hebben zich ingehouden tegenover de achtplussers en hun ouders.

Tegelijkertijd is vanaf het begin het venijn aanwezig van ongezonde competitie en onbeschaamde exploitatie van deelnemers, zoals we de verhalen kennen van audities bij allerlei tv-formaten en reclame-uitingen. Scherp gekozen is daarbij dat de deelnemers ogenschijnlijk alles zichzelf aandoen, slechts worden aangemoedigd door de stem, die hen welliswaar op alle mogelijke manieren schaamteloos chanteert en vernedert, maar nooit een fysieke klap uitdeelt, altijd even opgeruimd blijft en desnoods het publiek aan zijn zijde weet te krijgen.

De vele teksten door de megafoon, die regelrecht aan de kritiek op het globalisme van Negri en Hardt (Empire: De nieuwe wereldorde) lijken te zijn ontfutseld, houden niet op ieders creativiteit te prijzen, om ondertussen geheel volgende de logica van het postindustriële kapitalisme op niets anders uit te zijn dan een slaatje te slaan uit de arme deelnemers, te plukken en te graaien tot er niets meer over is.

Ronduit briljant is dan de laatste wending van het stuk, wanneer in hoogste nood de auditanten elkaar vinden, niet alleen in de liefde, maar ook in onderlinge solidariteit en opstand. Geen woorden maar daden is nu het devies, en binnen enkele momenten wordt het publiek de anarchie voorgeschoteld waar menig politiek denker zijn vingers niet aan durft te branden.

Als tot het uiterste getergde proletariërs hardrocken en actionpainten de drie performers er nu op los, worden er piano’s kapotgeslagen en slaat de rook uit het prachtige draaidecor van Eva Koopmans. Dit is duidelijk een hele andere vorm van creativiteit dan die waar de zoetgevooisde mannenstem het al manipulerend over had.

Na het daverend applaus klinken zachtjes de klanken van een oude popsong over de speakers, ‘We don’t need no education, We don’t need no thought control… Hey, teacher, leave them kids alone, All in all, it’s just another brick in the wall’. Terwijl het kinderkoor uit The Wall van Pink Floyd (1979) weer even helemaal op zijn plek valt, hebben Artemis en Hetzel op een zondagmiddag in Den Bosch zowaar de anarchie en de opstand in ere hersteld.

De laatste scène voelt aan als een noodzakelijke uitweg – wat veel zegt over de overtuigende opbouw van de scènes ervoor – niet alleen uit de foute mores van  theater- en tv-audities, maar uit allerlei arbeids- en schoolsituaties, waar onverantwoord gedrag van leidinggevenden samengaat met het gebruik van strategische slagzinnen, die iedere verantwoordelijkheid uit de weggaan.

Pas na afloop bedenk ik dat het nefaste terugwijzen naar de ander, zoals dat bij veel grensoverschrijdend gedrag het geval is, het diepere thema is van de middag, prachtig verstopt onder de parodie en de overdrijving. Iedereen die ooit in het nauw heeft gezeten in een sociale situatie en zich daarbij alleen gelaten voelde, zal het buitengewoon goed doen om deze Diarree is mijn lievelingskleur te zien.

Foto: Kurt van der Elst