In ‘Daar gaan we weer (white male privilege)’ van Wunderbaum blijken mensen na al het redeneren, argumenteren, verwijten en proberen te kalmeren, uiteindelijk maar dieren zijn ****
Een Duitse vrouwenstem met een typische leraressentoon citeert Goethe, wie anders? Het gaat erom dat je je eigen taal beter begrijpt als je ook aandacht hebt en vooral kennis van andere talen. Daarna somt ze de verworvenheden van het Duits op: het is de taal van Goethe, Kafka en ook Beethoven. Als je Duits spreekt, kun je communiceren met mensen uit Oostenrijk, Zwitserland en zelfs België. Het is de taal van de hogere cultuur. Duits leren kortom is een ongekende verrijking en verbreding van je culturele horizon.
Actrice en theatermaker Lizzy Timmers is kortgeleden naar Jena verhuisd, in het voetspoor van acteurscollectief Wunderbaum dat sinds 2018 in Theaterhaus Jena de scepter zwaait. Haar voorstelling Deutschkurs beleefde er op 22 november 2018 de première. Nu is deze liefdevolle, intieme en persoonlijke voorstelling in Nederland te zien.
Deutschkurs gaat over meer dan alleen taal; het gaat over identiteit en confrontatie met een nieuwe cultuur, het gaat over afscheid nemen van een vertrouwde omgeving (Rotterdam waar ze opgroeide, Amsterdam waar ze ging wonen) en kennismaking met een nieuwe en onbekende omgeving.
Het gaat, in het tweede deel, vooral heel erg over haar vijfjarige zoon Jonas die in Jena naar kleuterschool en kinderdagverblijf gaat, de Kita. Als zijn moeder hem daar alleen achterlaat, moet hij zo huilen dat de juf zich verwonderd afvraagt ‘waar zoveel tranen toch vandaan komen’. Ook de kleine Jonas moet het Duits machtig worden, de taal die, zoals Timmers als moeder vertederd zegt, ‘bijna lichamelijk bij hem binnenkomt’. In een van zijn huilbuien staart hij naar het aquarium en merkt op: ‘Zelfs de vissen hier spreken Duits.’ Heerlijke opmerking.
Het eerste deel van de voorstelling staat in het teken van de werkelijke taalcursus, de Deutschkurs. Samen met Sören Bodner ofwel DJ Monkey Maffia, ook uit Jena, brengt Timmers dit muzikale taaltheater. Vanachter een computer begeleidt hij de voorstelling met techno-muziek die een hartkloppende beat geeft. Hij treedt ook op als Timmers’ leraar en af en toe gaat zij bij hem te rade als ze in haar zoveelste Übung (oefening) een probleem moet oplossen. Vooral de uitspraak en de aanvoegende wijs stellen haar voor problemen. Interessant is haar weergave van het dialect uit de streek Thuringen, waarin Jena ligt, de zogenoemde Thüringer Klöss. Lieveheersbeestje, gezellig, zuurpruim: we krijgen de woorden te horen in het dialect.
Buurvrouw Petra helpt de jonge Nederlandse moeder en haar gezin in te burgeren in de voormalige Oost-Duitse stad. Er schuilt beslist veel humor in de voorstelling: Timmers heeft een pure, ontwapenende en eerlijke speelstijl, ze is vrolijk en haar verschijning op de bühne is onopgesmukt. Ze beseft steeds meer dat het zo goed als onmogelijk is volledig Duits te worden, ze wil haar nieuwe woonplaats en de bewoners leren begrijpen. Ze gaat te rade bij literatuur, bij Deutschlehrer, bij mensen die haar vertellen over het verlangen naar plekken om te wonen waar het schoner, stiller, rustiger is dan in hippe steden als Berlijn, Amsterdam of Rotterdam.
Ze noemt haar voorstelling een technoduet en dat is een treffende typering: op de beat van technomuziek danst ze, vertelt ze over haar belevenissen, over Jonas. Soms is het te particulier voor de buitenstaander en vraag je je af waarom ze zich zo op de millimeter beweegt, terwijl Jena toch beroemd is vanwege de filosofen en dichters als Fichte en Schiller en vanwege de optiek (Jenoptiek, Carl Zeiss), om slechts enkele aspecten te noemen. Maar Lizzy Timmers kiest voor een andere invalshoek, en dat is te waarderen: haar wereld bestaat vooral uit haar eigen directe ervaringen.
Foto: Felix Adler