Twee oude vrouwtjes, naar het gelijknamige boek van Toon Tellegen uit 1994, serveert een adembenemend liefdesverhaal in een verzameling losse scènes. Centraal staan liefde, de dood, en elkaar tot waanzin drijven omdat je zo gek op elkaar bent. ‘Twee oude vrouwtjes hielden zo veel van elkaar dat zij er ongelukkig van werden. Want wat hebben we eraan, dachten ze.’ (meer…)
Vier jonge mannen, zonder shirt. Ze kijken het publiek uitdagend aan, houden elkaar losjes intiem vast, bij de schouder, of de pink. Een voor een benoemen ze hun diepste verlangens. Ze willen dansen in de nacht, kinky seksfantasieën botvieren op onbekende mannen, slecht voor hun lichaam zorgen. Of toch niet, toch liever alleen thuis zijn op een regenachtige dag, de natuur in of een jaar op wereldreis en niemand iets laten weten.
Zijn eerste voorstelling, Serenade, was een solo, geselecteerd voor #nieuwjong van het Vlaams Theaterfestival 2021. Daarna volgde een duet met Willem de Wolf, Analoog, dat nu in de juryselectie van zowel het Vlaams als Nederlands Theaterfestival staat. In zijn derde voorstelling Desire werkt Louis Janssens met drie anderen verder aan zijn intieme, persoonlijke theaterstijl. Was Serenade te omschrijven als een ode aan de romantiek, in Desire staat een universeel verlangen centraal.
De voorstelling bestaat enkel uit dromerige fantasieën, sommige simpel en snel, als de wens om een gedicht voor te dragen, andere een volledig levensverhaal, tot aan het begraven van je aan ouderdom gestorven Spaanse levenspartner aan toe. De performers willen verdwijnen, vluchten en alleen zijn, maar snakken ook naar aanraking, liefde en verbinding. De wensen zijn verbonden door enkel een tijdstip: het ‘blauwe uur’, waarin de ochtendschemering aanbreekt.
Het is een minimalistisch geheel. De spelers bewegen niet veel en moeten voor het grootste deel op hun stem en mimiek vertrouwen. Daarmee vraagt Janssens veel van de jonge acteurs. De meer ervaren, innemende Mourad Baaiz slaagt er heel goed in om aan te sluiten bij Janssens openhartige, opbeurende spel. Beiden springen soepel van ernstig naar luchtig, van ondeugend naar oprecht. De jonge Mick Galliot Fabré, die somber en punk de zaal in kijkt, en met name Joshua Smits, die eerder uitdagend en hooghartig lijkt, hebben die dynamische oprechtheid minder. Zij hebben daarentegen een prima houding gevonden om zich in de ziel te laten kijken.
In een klein uur geven de vier mannen zich steeds meer prijs. In de niet-gedeelde verlangens onderscheiden ze zichzelf. Baaiz verlangt naar beter contact met zijn vader, Galliot Fabré zou in een videoclip willen leven, Smits wil níet die te vroeg gestorven vriend hoeven te begraven. Janssens zelf wenst altijd door te gaan, dat het feest niet afloopt, en muziek.
Vaak wenst hij dat er muziek is – in de stille ruimte valt elk geluid op: een kuchje, een rits die sluit, zelfs een verterende maag. Aangezien sommige wensen direct in heerlijke vervulling gaan, zoals de wens poëzie voor te dragen, zou het met die muziek ook wel goed kunnen komen. Of toch niet? Het geeft de voorstelling een prettige spanning, in die aaneengeschakelde lijst van wensen en dromen. Ook wij als bezoekers gaan mee verlangen naar ‘muziek om op te bewegen, muziek van Vivaldi’. Na de voorstelling kun je direct door: je hebt er zin in gekregen, in die verleidelijke nacht tot aan de onwerkelijke, veelbelovende ochtendschemer.
Foto: Sofie Knijff