‘Mahagonny bestaat omdat de wereld verrot is.’ Deze terugkerende tekst uit Bertolt Brechts en Kurt Weills Aufstieg und Fall der Stadt Mahagonny is natuurlijk heerlijk voor theatermakers. Wanneer is de wereld immers niet verrot? (meer…)
Hoeveel realisme kan een sprookje hebben voordat het bezwijkt? Regisseur Ivo van Hove vond in Der Schatzgräber een uitstekende balans. De Nederlandse Opera heeft met deze nog nooit in Nederland geënsceneerde opera van Franz Schreker een overtuigende eerste productie van het nieuwe seizoen uitgebracht.
Schreker schreef zijn sprookjesopera in 1920 en jarenlang was het een repertoirestuk op de Duitse podia tot het door de nazi’s entartet werd verklaard en op de rommelzolder van de muziekgeschiedenis terecht kwam. De laatste jaren is er sprake van een herwaardering en in dat kader past ook deze uitvoering onder leiding van dirigent Marc Albrecht.
Schrekers muziek is zowel voor zangers als musici een extreme uitdaging. Het is complex en gelaagd en de partituur biedt minder houvast dan bijvoorbeeld de muziek van Richard Strauss of Wagner. Het is één grote orkestrale tsunami: een zee van kolkende, sensuele en zinderende harmonieën. Een klankwereld die zowel op zichzelf staat als stevig leunt op Strauss, Wagner en Debussy.
Hier en daar was er wat disbalans in het orkest te bespeuren, maar dat kan eigenlijk ook niet anders met een werk dat zowel bij de dirigent als bij de orkestleden voor het eerst op de lessenaar lag. Het klinkende resultaat verdient alle lof. En wat een gouden strotten stonden er op het podium onder aanvoering van sopraan Manuela Uhl (Els), Raymond Very (Elis) en Graham Clark (de nar). De stem van Uhl was groots en indrukwekkend. Het was haar debuut en wat mij betreft zien we haar snel terug in een opera van Strauss of Wagner.
Van Hoves regie intrigeert. Het soms buitengewoon lelijke Ikea-decor van Jan Versweyveld maakt vermoedelijk deel uit van zijn realistische concept. Het confronteert. Als toeschouwer verlang je naar een mooie sprookjeswereld, maar Versweyveld levert een kale bühne met schuivende huisjes en een fel realistische dodencel. Geen monniken, maar een publieksrechtbank. Van Hove gaat echter verder dan het moderniseren van de vorm. Voor hem zit de kwintessens niet in liefde of seksualiteit, maar staat het leven zelf centraal: van geboorte tot ouderdom. Vandaar dat bejaarden-slotkoor en die sfeervolle filmprojecties van de levenscyclus. Toegegeven, soms verlang je als toeschouwer naar het onderhoudende sprookje, maar het realisme van Ivo van Hove intrigeert uiteindelijk toch meer.
(foto: Monika Rittershaus)
Leuke, lekker compact geschreven recensie die genoeg ruimte laat voor nieuwsgierigheid en eigen invulling. Ik ga maar eens in mijn agenda kijken.