In Depois do silencio vermengt Christiane Jatahy boekbewerking, lecture performance en muziek om in de exploitatie en onderdrukking van de inheemse en Afro-Braziliaanse bevolking te duiken. Jatahy en haar cast combineren op meesterlijke wijze de pijn, de liefde en de levenslust die de gemeenschappen kenmerken.

‘Ik wil niet dat jullie straks de zaal uitgaan en denken dat dit verhaal over pijn gaat’, vertelt actrice Juliana França op ongeveer twee-derde van de voorstelling aan het publiek. We zijn net getuige geweest van het moment waarop zij en haar schoonzus (Caju Bezerra) het levenloze lichaam van haar echtgenoot Severo ontdekten. De beelden worden vertoond tegen França’s wil in – zij wil niet steeds opnieuw het geweld op zwarte lichamen blijven reproduceren – maar Bezerra acht het tonen van de naakte waarheid noodzakelijk.

De vraag hoe je verzet pleegt tegen eeuwenlang onrecht staat centraal in Depois do silêncio, het sluitstuk van de ‘trilogie van de verschrikking’ van Christiane Jatahy, de vermaarde Braziliaanse regisseur die dit jaar associate artist is op het Holland Festival. Waar eerdere delen over fascisme en toxische mannelijkheid handelden, gaat dit laatste deel over de nawerking van de slavernijgeschiedenis van Brazilië, dat van alle landen ter wereld de meeste tot slaaf gemaakten uit Afrika ontvoerde (4 miljoen, ten opzichte van 400.000 in de Verenigde Staten).

Daarbovenop kende het land ook talloze tot slaaf gemaakten vanuit de inheemse bevolking. In zowel de inheemse als de Afro-Braziliaanse gemeenschap werkt de nalatenschap van dat gruwelijke verleden tot op de dag van vandaag door. Naast systemisch racisme is ook moderne slavernij geen uitzondering – volgens de Global Slavery Index van mensenrechtenorganisatie Walk Free gaat het om zo’n 1 miljoen Brazilianen.

Dat Jatahy en haar cast erin slagen om een voorstelling over die geschiedenis *niet* alleen maar over pijn te laten gaan, mag een klein wonder heten. Jatahy bewerkstelligt dat door de onderlinge verbondenheid en liefde van haar spelers/personages centraal te laten staan. Op ieder moment steunen ze elkaar in het vertellen van hun gedeelde geschiedenis. França en Bezerra beginnen de voorstelling rechtsvoor op het toneel achter een tafel, en co-actrice Gal Pereira en muzikant Aduni Guedes slaan hen vanaf de zijkant gade. Terwijl Guedes de voorstelling van een gelaagd geluidsdecor voorziet, zet França de geschiedenis van verzet tegen tirannieke landeigenaren uiteen. Ze staat vooral stil bij twee vermoorde activisten: de boerenleider João Pedro Texeira, die in 1962 werd vermoord, en haar man Severo, die vele decennia later hetzelfde lot was beschoren. Fictie en werkelijkheid lopen zo vanaf het begin door elkaar: Severo heeft in tegenstelling tot Texeira niet echt bestaan, maar França neemt je moeiteloos in haar verdriet mee.

Naarmate de voorstelling vordert voegt Jatahy daar steeds meer lagen aan toe. De regisseur liet zich deels inspireren door de roman Torto Arado van Itamar Vieira Junior, waarin twee zussen centraal staan die ook door onderdrukking worden getekend, en verweeft het verhaal van hoofdpersonages Bibiana en Belonísia naadloos in het geheel. Daarnaast speelt de jarê een belangrijke rol, een rituele viering waarbinnen orixas – natuurgeesten en geesten van voorouders – worden uitgenodigd om bezit te nemen van het lichaam van de aanwezigen. Een dergelijke bezetenheid zorgt uiteindelijk voor een wraakactie op de moorddadige landeigenaar, die in deze magisch-realistische werkelijkheid als jaguar wordt opgevoerd. Zo worden de orixas een metafoor voor de cumulatieve woede die na generaties van onderdrukking een uitweg vindt.

Het verteltheater op de vloer wordt steeds ondersteund door videomateriaal op het projectiescherm achter de spelers, waarin de bewoners van de gemeenschappen om wie de voorstelling draait in beeld komen en aan het woord worden gelaten. Het interessante is dat Jatahy, net als bij voorbeeld Milo Rau in het thematisch verwante Antigone in de Amazone, haar spelers steeds met de beelden in gesprek laat gaan, wat het gevoel geeft dat zowel afstand als tijd wegvallen en het zich allemaal hier en nu met ons afspeelt. Niet alleen levert dat nog meer verbondenheid op, ook is het een uitstekende manier om de orale overlevering van cultuur die de gemeenschappen kenmerkt intact te houden.

De muzikale ondersteuning van Guedes speelt hierbij een onmisbare rol: door zijn geluidseffecten en drumcomposities dompelt hij ons nog meer in de community onder. Vanwege de deep dive die Jatahy in de lokale cultuur biedt, zie je hoe fascinerend die in elkaar zit: zoals vele culturen die zijn beïnvloed door de gedwongen Afrikaanse diaspora zijn er zowel Afrikaanse, inheemse als katholieke invloeden in te herkennen.

Wat het meeste blijft hangen is dat zowel de woede, de liefde, het vieren van de eigen cultuur, als de poging om dit alles aan een westers publiek over te brengen allemáál vormen van verzet zijn. De pijn en de vreugde, de woede en de liefde kunnen niet zonder elkaar en werken altijd hand in hand. Door de lagen van fictie en abstractie in haar voorstelling zorgvuldig op te bouwen en altijd vanuit een diep gevoel van verbindende menselijkheid te vertrekken, brengen Jatahy en haar team al die tegenstrijdige elementen loepzuiver in beeld.

Foto: Nurith Wagner