‘Woest’ van Sally Dansgezelschap, over ruziënde en geschouden ouders, is voor elke leeftijd herkenbaar én daarbij vaak ook nog ongemeen grappig ****
Al menig danstheaterproductie voor kleuters draaide rond het slapen gaan. Vast stramien is dat er in een nagebouwde kinderkamer met bed, kast en een raam waardoor de maan schijnt, een volwassen kind niet in slaap kan komen, dat het bang is, dat papa en mama niet verschijnen, maar wel monsters als schimmen op het gespannen laken. Tot overmaat van ramp onweert het ook nog. De achtervolging loopt dan toch goed af. Aan iets leuks denken is de boodschap. Gelukkig valt er van dat alles niets mee te maken in Dekbed van Project Sally Maastricht. Het gaat dan wel over bang zijn en over dromen, maar de aanpak is fris en speels en ontspringt vele clichés.
De productie wordt aangekondigd als ‘een kleine poëtische vertelling’, waarbij de schrik mij even om het hart sloeg. Voor mij was de beschrijving ‘poëtisch’ voor jeugdtheatervoorstellingen nogal eens een eufemisme voor saaiheid. Traagheid is in deze – ook voor kinderen – overvolle tijden een mooi gegeven op het podium, eindelijk rust, maar het vertragen leidde vaak tot een saaie bedoening.
Project Sally houdt in deze woordeloze dansvoorstelling echter de spanning erin. Niet schreeuwerig en met veel uitroeptekens, maar als een onderliggende continuo basso. De kinderkamer is vervangen door een bed dat omringd wordt met grote lappen vitrage met uitgesneden ramen. Geen hemelbed, maar een heuse hemelkamer. Vanonder het bed piept een jongen in een blauwe pyjama. Op het bed blijkt een jongen in een oranje pyjama te liggen. Ook in deze voorstelling klinken er onweersgeluiden, maar het komt van heel ver, blijft monotoon en wordt al snel overtroffen door tingeltangels die melodieus zwiepen en het ritme van de dans ondersteunen.
De jongen in het blauw (Patrizio Bucci) nadert de oranje jongen (Luis Pedraza Cedrón), daagt hem uit. Als een tovenaar hypnotiseert de blauwe met een vingerknip de slapende oranje jongen tot vallen, knakken, staan, tot allerlei houdingen. Dat kan gaan van het verbeelden van een piepjong vogeltje met korte vleugeltjes over een konijn met flapperende handen als oortjes tot een zonder geluid kakelende kip. Heel soepel bewegen de dansers zich, tollen ze over het bed, duiken er onder, houden zich schuil onder het dekbed, en met een eenvoudige zaklamp van onder het laken weten ze het lekker spannend en een beetje eng te houden.
De jongen in het blauw manipuleert als een poppenspeler de jongen in het oranje. Die beweegt als een trekpop, kronkelt zijn lijf in alle vormen, kan compleet ontspannen slap hangen. Wat een souplesse! Hij wordt niet aangezet tot slaapwandelen, maar tot ‘slaapvallen’. Dat werkt heel verrassend. Af en toe hoor ik een kleuter om me heen vragen ‘wat gebeurt er nu?’ of ‘waarom?’, en het mooie is dat de papa en de oma ook het antwoord schuldig blijven. Kijk zelf maar, is het enige goede antwoord voor deze productie, en wees verwonderd.
De choreografie van Stefan Ernst en Ronald Wintjens houdt de dans voor een groot gedeelte puur speels-abstract, met af en toe mimische knipoogjes naar de eigen leefwereld. Die dosering zorgt er ook voor dat de spanning blijft. De grote vitrages worden weggetrokken, er rest een kaal bed in een kale ruimte. Daar verschijnt een zwart spook, kruipt een hand als een spin… Langzaam heeft de jongen in het oranje de draden in eigen handen genomen, en kan hij de jongen in het blauw in een even soepele dansslaap toveren. Het licht en de muziek doven, het fantasiewereldje sluit als vanzelf. Het was een niet-slaapverwekkende, en een aangenaam verrassende droom-dans-droom.
Foto: Tycho Merijn