Theater Stap is in Vlaanderen hét professionele theatergezelschap van spelers met een verstandelijke beperking. De meeste van hen hebben het syndroom van Down. Al decennia lang brengen zij stukken op toneel en spelen zij ook in tv-reeksen. Al jaren komen er theatermakers en gezelschappen over de vloer om samen met hen een productie te maken. Dat kan variëren van dans- tot poppenvoorstellingen. (meer…)
Tuning People stopt ermee. Meer dan vijftien jaar lang hebben ze in België, en in het buitenland, furore gemaakt in het jeugdtheatercircuit met hun smaakmakende en experimentele producties. Buiten de lijntjes kleuren was hun grote troef.
De drie kernleden Wannes Deneer, Jef Van gestel en Karolien Verlinden gaan ieder hun eigen weg. Ze beloven dat ze ‘people blijven tunen’. Deneer blijft klankinstallaties maken, en gaat voor BALK met Ugo Dehaes aan de slag in een productie die draait rondom dansende bouwmaterialen in een lege kamer. Karolien zal blijven choreograferen voor kinderen en toert nu met Fel, een dansproductie voor kleuters over kleuren. En Van gestel trekt naar Amsterdam en zal van daaruit zijn beeldend theater op de toeschouwers afvuren. Zijn nieuwste productie Deeg voor volwassenen ging op het afscheidsfeest van Tuning People in première.
Samen met Peter Vandemeulebroecke maakte Jef Van gestel het bijzondere Kadrage (2019), een voorstelling over hoe twee mannen worstelen met grote en kleine kaders (lijsten), ermee in de knoop raken en vooral hoe ze in de knoop liggen met zichzelf. Het was poëtisch humoristische slapstick. Nu gaan ze, ook weer in een strakke regie van Harm van Geel, de strijd aan met lappen deeg. Ook nu zijn het losse scènes waarin de grote Peter en de kleine Jef, als de Dikke en de Dunne, aan de slag gaan met beslag (heeft u ‘m?) Ze gebruiken het deeg niet om spectaculaire taarten te bakken, nee, het deeg blijft deeg, een mengeling van meel en water.
Dat water is in de eerste scène het speeksel. De twee zitten achter een tafeltje op schragen, met een zak meel voor zich, voor hen is die zak een zak snoep. Verlekkerd proppen ze meel in hun mond, kauwen, nemen nog meer, ze kunnen er niet genoeg van krijgen. Ze halen een propje deeg uit hun mond, maken er vormpjes van, sigaren, en stoer blazen ze meelrook in de lucht. Een hilarische scène is het, en zo zullen er nog meer volgen.
De grote middelen worden ingezet: met een cementmixer kneden ze een bak meel en water tot een grote bol deeg, die ze platdansen en waarmee ze elkaar volplakken. Later worden nog grotere deeglappen uit mortelbakken geschept. Het deeg wordt een dekentje, een handdoek, een kussen, een dweil, een handpop of een boerend babytje. Heel vaak beplakken en behangen de twee mannen elkaar met het deeg, ze maken elkaar tot monstertjes, trollen, spoken, freaks en zotte wezentjes.
Soms zien ze er beangstigend en bevreemdend uit, maar steeds werken ze op de lachspieren. Het deeg zakt van hun gezichten over hun lijven, maar dat kan hen niet deren. Ze blijven elkaar toelachen, helpen elkaar en af en toe dagen ze elkaar uit, in alle vriendschap. Ze spelen, en hun spelplezier is heerlijk om mee te maken. Ze bouwen taferelen die als stillevens mooie beelden opleveren, zoals een hangende takkenbos die in aangeblazen meelrook schittert. Het zijn feeërieke plaatjes, die echter minder lieflijk zijn door de kloppende geluiden op de klankband, ritmisch, als van een boktor, percussieklanken die in de loop van de voorstelling, steeds feller, holler, dreigender klinken.
De twee mannen zijn steeds op zoek naar iets anders, aarzelend, dollend, soms heel onnozel en melig (vergeef me het woord). Onderbroekenlol wisselt af met devote ‘standbeelden’. Het deeg is als gips, waarmee pop-art-sculpturen als van George Segal geboetseerd worden, of als leem voor Golemachtige wezens. En net zoals de Golem in een verhaalversie zakken de beelden tot een klomp leem/deeg in elkaar.
Als in een ritueel proberen ze vorm te geven aan de wereld, aan zichzelf, de ene keer bezwerend, een andere keer opjagend tot heldendom. De twee worden doller en driester, mede door de zwiepende klanken. Mythische overwinningsstandbeelden maken ze van zichzelf met deeg en verfplekken, maar ook een zeer realistisch overkomend oorlogsslachtoffer, met glinsterende deeglappen als uitgerukte darmen. Een verpletterend beeld. Ik stelde mij toch even de vraag of het wel ecologisch en ethisch verantwoord is om met zoveel kilo’s meel zo ongebreideld te morsen. Achteraf lees ik dat het merendeel van het gebruikte meel restproduct is en niet voor consumptie geschikt is. Oef.
Gelukkig krijgt het komische daarna weer de overhand, weten de twee steeds weer te verrassen met deeg en licht, en stralen ze op het einde opgelucht voldoening uit. Een gevoel dat het publiek alleen maar kan delen, na dit uurtje creativiteit met deeg.
Foto: Lars Brinkman