Niemand lacht zoals Abdelkader Benali dat doet: breed en vol overgave. Vanachter een geïmproviseerd aanrecht begroet hij het publiek, onderwijl in de weer met paprika, wortels, komijn en stoofvlees. In Moeder en zoon kaart de schrijver op liefdevolle wijze thema’s aan uit zijn gelijknamige boek dat eerder dit jaar verscheen. Van opoffering tot ouderschap, en loyaliteit tot thuiskomen. (meer…)
‘We moeten het verleden kennen om het heden te begrijpen.’ Dit zou Opium voor het Volk als leidraad kunnen hebben genomen voor zijn nieuwe voorstelling De Zoon, een actueel verhaal met een geschiedkundige basis. Centraal staan enkele historische gebeurtenissen in het rampjaar 1672. In dat jaar wordt de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden belaagd door de Engelsen, begint de oorlog met de Fransen onder Lodewijk XIV en vindt in Den Haag een gruweldaad plaats als de gebroeders Johan en Cornelis de Witt door een woedende volksmenigte worden gelyncht. Dit is de climax van een volksopstand die werd aangewakkerd door de Orangistische aanhanger van prins Willem III van Oranje, die zijn voorouderlijk bewindsrecht over de Nederlanden weer opeist. De regenten van het Eerste Stadhouderloze Tijdperk (1650-1672), waarvan Johan de Witt als raadspensionaris de belangrijkste was, worden ‘in naam van het volk’ verdrongen door Willem III, die met deze staatsgreep de positie van stadhouder inneemt.
Deze episode uit de vaderlandse geschiedenis vormt de spil voor De Zoon, een nieuwe toneeltekst van Willem de Vlam bij Opium voor het Volk. Het is een hedendaags drama, afgewisseld met geschiedkundige intermezzo’s over de zeventiende eeuw en bomvol verwijzingen naar de politieke en maatschappelijke actualiteit.
Hoofdpersoon Hugo is filmmaker. Hij werkt al enkele jaren rustig en gedreven aan een film over het leven van Johan de Witt. Een mooi verhaal vertellen, dat is wat hij wil. Hugo woont samen met officier van justitie Eelke. Ze zijn begin dertig, leiden een comfortabel leven, vooral door haar riante inkomen, en denken over het krijgen van kinderen. Dat verandert allemaal als er ineens een zeventienjarige jongen opduikt, David, die zegt de zoon van Hugo te zijn. Na enige twijfel realiseert Hugo zich dat dit waar moet zijn: hij had op zijn achttiende een korte affaire met zijn filosofiedocente, die het uitmaakte toen ze zwanger bleek te zijn – van een ander, zei ze. Hij had het voorval vakkundig proberen te verdringen door er een alternatieve anekdote overheen te plakken. Bijna lukte het, bijna had hij het uit zijn geheugen gewist. Maar nu staat het ongelukje toch levensgroot voor zijn neus.
De kennismaking tussen Hugo en David is op zichzelf al een confronterende situatie. Maar het wordt nog heftiger als blijkt dat deze jongen er nogal dubieuze ideeën op nahoudt. Hij wil meewerken aan Hugo’s film om er een pamflet van te maken over de glorierijke Nederlandse geschiedenis. David is er namelijk van overtuigd dat Nederlanders weer trotse verhalen over hun vaderland moeten kunnen vertellen. ‘Een land moet een verhaal hebben; daar komt zijn karakter en zijn ziel vandaan. Frankrijk heeft de Revolutie. Duitsland: de Tweede Wereldoorlog. Amerika: de founding fathers. En wij? Iets met haring en Sinterklaas?’ De komst van zijn zoon brengt Hugo dus in een lastig parket, want hoe wijs je de ideeën af van de zoon die je net hebt leren kennen?
Hugo en Eelke blijken niet de enigen te zijn die moeite hebben met Davids ideeën. Zijn moeder Mieke mengt zich al snel in het geheel. Zij is de controle over haar zoon al een hele tijd kwijt en heeft haar laatste hoop voor de redding van diens zielenheil nu op Hugo gevestigd. Daarbij hoopt ze dat er voor haarzelf ook nog wat te halen valt bij de flegmatieke Hugo, wiens meest boude uitspraak luidt: ‘Ik heb niet een overdreven goed ontwikkeld rechtvaardigheidsgevoel.’
De Zoon toont een slim doordacht maar frustrerend gevecht over aandacht, macht, idealen en nihilisme. Het verband dat wordt gelegd tussen de zeventiende eeuw en de hedendaagse stand van ons land is even intrigerend als verlammend. Willem de Vlam heeft zich beangstigend goed ingeleefd in de gedachtespinsels van een extremist, een potentiële Breivik. Nu wil David alleen nog maar een nationalistische film maken, maar in de toekomst ziet hij zichzelf als minister-president. Hij is zo overtuigd van zijn gelijk dat er geen gesprek met hem valt te voeren; elk tegenargument ziet hij als een persoonlijke aanval. Elke poging tot discussie met hem slaat dood. Een angstaanjagend beeld, vinden de volwassenen en vooral Eelke. Zij staat voor de politiek correcte visie en heeft bijna bewust oogkleppen opgezet voor de minder mooie kanten van de multiculturele samenleving. Dat kun je niet zeggen van Mieke en Hugo. Hugo is een lichtelijk nihilistische hedonist die graag zo gemakkelijk mogelijk leeft. Het liefst trekt hij zich niet te veel aan van de anderen, maar dat gaat alleen zolang iedereen een beetje ‘normaal’ doet. Dat zit, er helaas voor hem, echter niet in.
De meest intrigerende van het stel is echter Mieke, de filosofiedocente. In de jaren negentig, toen ze Hugo lesgaf, stond ze pal voor het postmodernisme. Voor het wantrouwen, betwijfelen en ontmaskeren van de traditionele systemen en vooral voor de kerngedachte: alles is relatief. Maar daarvan is ze teruggekomen. Niet dat ze er niet meer in gelooft. Maar de mensen willen het niet meer horen omdat ze er ongelukkig, bang en hatelijk van worden. Mensen willen voor de gek worden gehouden met trucs en mooie verhalen. Daarom is ze boekjes als Filosofie van het geluk gaan schrijven. Filosofie waar je blij van wordt.
De capitulatie van deze dame die met haar verontschuldigende houding constant alle pijn weglacht is een pijnlijke. Zij heeft haar overtuigingen aan de kant gezet, in de woorden van De Vlam ‘als een tell-sell-hometrainer opgevouwen en onder het bed geschoven.’ Daarmee heeft ze zichzelf weliswaar welvaart verschaft, maar ook voorgoed de bewondering van haar zoon verspeeld. Want kon hij in eerste instantie al weinig begrip opbrengen voor haar postmoderne relativisme, toen ze eenmaal gecapituleerd was en dus helemaal nergens meer in geloofde, raakte hij echt alle respect voor haar kwijt. Het postmodernisme als moeder van het extremisme?
De relatiescènes in De Zoon worden doorsneden met fragmenten uit de film van Hugo en David. Op die momenten meten de spelers zich een barokke stem en taalgebruik aan, wordt er strijklicht op de scène gezet en gebruiken ze decorelementen en kostuums om hun verhaal kracht bij te zetten. De regie van Carola Arons is vooral op het fysiek gericht en ondersteunt daarmee de doorwrochte tekst van De Vlam op een niet-alledaagse manier.
Op de eerste dag na de première waren de acteurs nog niet in topvorm, maar het valt te verwachten dat zij dat na enkele speelbeurten wel zullen zijn, aangezien ze allemaal op zekere momenten al een sprankeling in hun spel wisten te leggen.
De jonge acteur Krisjan Schellingerhout is een ontdekking als de gevaarlijke David. Hij heeft een vervaarlijke twinkeling in zijn ogen en toont een verrassend breed palet aan speelstijlen.
Achterop de speelvloer staat een kopie van de galg waaraan ooit de kaalgeplukte lijken van de gebroeders De Witt werden opgehangen. Het is een dreigend beeld. Maar die dreiging wordt niet ingelost, de galg wordt in de voorstelling vrijwel niet gebruikt. Datzelfde zou je voor de hele voorstelling kunnen zeggen. Er gaat een dreiging van uit die door de originele constructie fascineert. Maar tegen het einde komen de lijnen niet genoeg samen. De situatieschets is helder maar leidt niet tot een scherpe conclusie. Het doembeeld dat Opium voor het Volk heeft willen oproepen blijft in nevelen gehuld. Maar verontrusten en tot nadenken stemmen doet De Zoon wel degelijk.