Het is een bijzonder en waargebeurd verhaal: zo’n 1200 jaar geleden, in de achtste of de negende eeuw, gaf de Sultan van Bagdad een albino olifantje aan Keizer Karel de Grote. Een vredelievend gebaar en een bevestiging van handelsbetrekkingen tussen Moslims en Christenen. Het is bijna onvoorstelbaar dat ruim een eeuw later de kruistochten zouden beginnen die voor zo veel leed zorgden. (meer…)
Het doodgeboren tweelingzusje van Ayşegül Karaca had geen mond, geen oren en geen neus. Ze had wel ogen. Het gezichtsvermogen van Ayşegül is slechts twintig procent, en zo komt zij tot de ontroerende conclusie: samen zouden we perfect zijn geweest.
Als klein meisje raakt Ayşegül Karaca helemaal in paniek als zij in haar slaapkamer bezoek krijgt van drie vrouwen, de dochters van de nacht. Ofschoon het voor haar schrikgodinnen zijn, zijn het in feite de Schikgodinnen uit de Griekse mythologie, die de levensloop van de stervelingen bepalen. De Spinster spint de levensdraad, de Verdeelster meet de draad en beslist hoe lang iemand nog te leven heeft en de Onafwendbare knipt de draad door als zijn of haar tijd is gekomen.
Na deze scène weten we meteen: Ayşegül Karaca is een uitstekende actrice, die met minimale gebaren veel weet te zeggen. Op haar vlammend rode outfit zijn aanvankelijk wat beschermstukken bevestigd. Die worden langzaam verwijderd. Zij gaat de strijd open aan. Een bedrukkende familiestrijd.
De ‘predestinatie-godinnen’ vinden we ook terug in bijvoorbeeld de Romeinse, Noordse en Arabische mythologie en dus ook in Turkije, dat in de klassieke oudheid nauw verbonden was met Griekenland. Die Grieks-Turkse mythologische link wordt door Karaca, actrice en theatermaker met Turkse roots en opgegroeid in Schiedam, op een zowel aantrekkelijke als indringende, maar toch soms ook wel wat ingewikkelde manier ingezet in haar derde muziektheatervoorstelling De wraak van A.
Zij spiegelt zich aan Antigone, de heldin uit het toneelstuk van Sofokles. Antigone betekent ‘zij die geboren is om tegen te werken’ en dat is precies de mentaliteit waar Karaca op valt. Antigone staat in haar leven op tegen haar oom Creon, die het koningschap van Thebe heeft overgenomen van haar vader Oedipus en Karaca keert zich af van haar gewelddadige en onberekenbare vader, voor wie ze zich regelmatig moet verstoppen.
Maar de overeenkomsten gaan verder in het script van Jannemieke Caspers, en daarom nog een ultrakort lesje Griekse mythologie. Nadat de twee zoons van Oedipus, Eteocles en Polynices in een onderlinge machtsstrijd waren omgekomen, besluit de nieuwe koning Creon dat Eteocles met alle eer zal worden begraven, terwijl zijn broer Polynices, die als verrader wordt gezien, buiten de stad in de zon moet wegrotten. Antigone kan dat niet aanzien en begraaft haar broer alsnog, zodat hij toch in het hiernamaals kan komen. Zij wordt als straf in een grot opgesloten, waar zij zelfmoord pleegt.
Zo ver gaat Karaca niet, maar zij zoekt wel eerherstel voor haar doodgeboren tweelingzusje, waarover in huize Karaca niet wordt gesproken. Het onderwerp komt pas boven als vader Karaca zijn ‘waardeloze’ vrouw voor de zoveelste keer uitscheldt vanwege haar vele miskramen en het baren van een mismaakt kind. Als Ayşegül van haar moeder te horen krijgt dat die laatste opmerking niet op haar slaat, ondanks haar zeer beperkte gezichtsvermogen, maar op haar zusje, dat in de baarmoeder al ten dode was opgeschreven, wil ze dat de herinnering aan haar zusje niet op dezelfde vernederende manier mag worden bezoedeld als de broer van Antigone.
Niet iedereen kan zich de Gymnasium-lessen nog goed herinneren, dus enige toelichting kan geen kwaad. De manier waarop Ayşegül Karaca de personen uit het stuk als rode balletjes zand op een tafel plaatst, is zowel inventief als visueel aantrekkelijk. Maar de hele stamboom van Antigone is wel wat veel en maakt de opening van haar voorstelling onnodig verwarrend. Dat dieprode kleiachtige zand is absoluut een goede vondst, want je kunt het verbrokkelen als er bloed vloeit in de broederstrijd en je kunt er een grafheuveltje van maken waaronder de broer van Antigone en het onvolgroeide babyzusje van Karaca rust kunnen vinden.
Ayşegül Karaca heeft met haar regisseur Moniek Merkx een sobere, zeer persoonlijke en warme voorstelling gemaakt. De twee muzikanten, Hannah Hiemstra op percussie en Marianne Noordink op diverse blaasinstrumenten, waaronder de Turkse ney, benadrukken perfect zowel de dreigende, agressieve stukken als de contemplatieve, droevige momenten. Alle stemmingen vormen een magisch mooi geheel.
Foto: Jean van Lingen