‘Wij zijn in een wijk waar afval gescheiden wordt’, betoogt Peter. Afvalscheiding staat in DingDong voor al wat verantwoord en geëngageerd is, maar tegelijkertijd oersaai en burgerlijk. In dat keurslijf zitten Peter en zijn vrouw Helga. We treffen ze aan op het moment dat het korset ondraaglijk begint te knellen. (meer…)
Het aller-, allervieste van De vreselijk vieze voorstelling wordt tot het eind bewaard. De held Pierre Jean-Jacques heeft zijn queeste volbracht en langs vele obstakels eindelijk prinses Lavendel gevonden. Nu kan hij met haar trouwen en nog lang en gelukkig leven. Althans, dat was het plan. Ware het niet dat Lavendel helemaal niet zit te wachten op zo’n suf sprookjeseinde. Maar vooruit, een tongzoen moet kunnen.
Nadat eerst plastisch is beschreven hoe goor zoenen eigenlijk is (tongen als naaktslakken die via warme, vochtige lippen in andermans mond worden gepropt, brrr) lopen Pierre Jean-Jacques en Lavendel langzaam naar elkaar toe, met hun glibberige tongen ver uit hun mond. Vlak voor het moment suprême houden ze in, maar de verbeelding is dan al aan het werk gezet. En het is juist die verbeelding waar het om gaat.
Dat is de kracht van deze uitmuntende voorstelling waarin bedenker Milan Boele van Hensbroek en tekstschrijver Eva Gouda een fascinerend spel spelen met theatrale schijn en werkelijkheid. Dat begint al buiten de zaal, als Sabrina Nabermacnack en Dennie Lukkezen in een aanstekelijk ‘voorprogramma’ het een en ander uitleggen over de voorstelling. Gestoken in smetteloos witte kleren vertellen ze dat de voorstelling niet zonder risico’s is. Er zijn al acteurs geweest die het eind niet hebben gehaald. Dus een goede voorbereiding is absoluut noodzakelijk.
Dus wassen we onze handen eerst met schone lucht en blazen we alle vieze dingen weg. Vrij van vuil en schoon van scheten mogen we eindelijk naar binnen. Maar ook dan kan er nog niet echt begonnen worden. We zitten in een theater en daar gelden bepaalde regels. Zo mag je niet aan je buren likken, niet aan billen snuffelen en al helemaal niet je poep opsmikkelen. Lachen mag wel, huilen eventueel ook.
Voortdurend schakelen de spelers daarna tussen hun rol en hun gespeelde zelf. Nabermacnack en Lukkezen doen dat razend knap. Moeiteloos ga je mee in hun wisselende rollen als verteller, (niet zo) stoere prins of als de acteur die in opstand komt tegen een matig script. Die laatste rol moet gespeeld worden als een voice-over heeft ingegrepen. Een stem die zichzelf ‘de troubadour’ noemt schrijft een zoetsappig sprookje voor waar de acteurs helemaal geen zin in hebben. Nadat ze met zichtbare tegenzin een paar van die scènes hebben gespeeld gaan ze de discussie aan. ‘Het is niet vies en niet spannend. De eerste rij gaapt al!’
Dit klinkt allemaal razend ingewikkeld, maar het knappe aan De vreselijk vieze voorstelling is dat zowel jong als oud nergens het spoor bijster raakt, hoeveel afslagen het verhaal ook maakt. En nadat het suffe sprookje terzijde is geschoven beginnen ze gewoon opnieuw. Nu mag het eindelijk ‘reteranzig’.
Het achterdoek gaat aan flarden en een vunzige kok (denk aan Boy Bensdorp) doet iets met teennagelthee en drolletjes van eigen deeg. De enigszins timide Lukkezen geeft deze rol halverwege op (‘dit past denk ik niet zo goed bij mij’), waarna Nabermacnack er nog een heerlijk schepje bovenop mag doen. Inclusief een penetrante stanklucht die zich verspreidt in de zaal.
Nadat ze elkaar nog met pleeborstels te lijf zijn gegaan en hun witte kleren ondertussen te goor zijn om aan te pakken, volgt die onsmakelijke slotscène met de tongen. Het is het einde van een heerlijk verwarrende, van alles overhoop halende en alle zintuigen prikkelende voorstelling.
Foto: Joep van Aert
Credits
Concept Milan Boele van Hensbroek regiecoaching Rene Geerlings dramaturgie Joost Segers tekstbijdragen Eva Gouda spel Sabrina Nabermacnack & Dennie Lukkezen
Tekst is van Eva Gouda 🖤🖤🖤
Dank, is inmiddels aangepast.