Heel soms zie je na ruim vijfendertig jaar professioneel theaterbezoek in binnen- en buitenland iets wat je nog nooit eerder zag. Zoiets was de voorstelling De Vliegende Hollander in het Amsterdamse Marionettentheater. Ongelooflijk mooi. Spectaculair door de ogenschijnlijke eenvoud. (meer…)
Charles Lindbergh was de eerste piloot die in zijn eentje en zonder te stoppen van New York naar Parijs vloog. In zijn zelfontworpen vliegtuig Spirit of St. Louis steeg ‘de vliegende gek’ op een regenachtige 21 mei 1927 op, om ruim drieëndertig uur later en zesduizend kilometer verderop te landen op vliegveld Le Bourget bij Parijs.
Reden genoeg om voor deze jonge held – we laten voor deze zesplusvoorstelling maar even buiten beschouwing dat Lindbergh later van antisemitisme beticht werd en vrij openlijk sympathiseerde met nazi-Duitsland – een heus museum op te richten. In de poppen- en objecttheatervoorstelling De vliegende gek leiden Peter Bolten en Mirjam Morsch de openingsceremonie van het museum, waarin ze aan de hand van de uitgestalde museumstukken (de aanloop naar) Lindberghs befaamde vlucht reconstrueren.
Wat resulteert in een hapklaar exposé waarin het onderwerp keurig van begin (ontwerpen aan de tekentafel) tot eind (de landing in Parijs) wordt behandeld. Lindbergh zelf wordt (meestal) gespeeld met een pop (ontwerp: Jochen Lange), de personages rond hem heen worden vormgegeven door Bolten en Morsch. De focus ligt hierbij steeds op anekdotiek, en niet op de universele thematieken die achter dit tot de verbeelding sprekende verhaal liggen.
We kennen in Nederland inmiddels een rijke en gelauwerde traditie van gelaagd jeugdtheater, dat zich niet neerbuigend naar zijn publiek opstelt, maar hen uitdaagt zich actief ergens tot te verhouden. De vliegende gek (in regie van Herman Bolten) doet daar helaas geen enkele poging toe. Personages blijven karikaturaal, potentieel interessante thema’s blijven aan de oppervlakte.
Eén van de leukste scènes is in de vorm van de stomme film gegoten, een leuke knipoog naar de tijdgeest waarin deze reconstructie zich afspeelt (en die even daarvoor voor alle zekerheid al vrij expliciet geschetst is). Maar daar blijft het qua originele vormvondsten wel bij: meestal komt journalist John Barretti precies met de vragen die nodig zijn om het publiek van goede informatie te voorzien – keurig gespeend van elke dramatische dubbelheid of theatraliteit.
Lindberghs moeder, een personage dat alle aanleiding biedt tot het uitdiepen van een interessant intern conflict – iemand die haar zoon even hard aanmoedigt als dat ze het hem ontmoedigt – blijft hier een bordkartonnen stripfiguur. Ook de meer beeldende scènes, bijvoorbeeld die waarin Lindbergh in stilte zijn vliegtuig ontwerpt, blijven vooral illustratief.
De vliegende gek heeft in de overkoepelende dramaturgie al geen spanningsboog of dramatische ontwikkeling (een museum wordt geopend, maar er staat per saldo niets op het spel) en blijft in de afzonderlijke scènes consequent te hapklaar. Wat de makers zo fascineert aan de lone eagle blijft volstrekt onduidelijk. Wat Charles Lindbergh bezielde – zowel in de positieve als in de negatieve connotatie van het woord bezieling – komt niet aan bod; Unieke Zaken ontstijgt nergens het anekdotische materiaal.
Foto: Jan Boeve