Heel soms zie je na ruim vijfendertig jaar professioneel theaterbezoek in binnen- en buitenland iets wat je nog nooit eerder zag. Zoiets was de voorstelling De Vliegende Hollander in het Amsterdamse Marionettentheater. Ongelooflijk mooi. Spectaculair door de ogenschijnlijke eenvoud. (meer…)
De eerste momenten van Mozarts De toverfluit (Die Zauberflöte, 1791) door het Amsterdams Marionetten Theater zijn verrassend: de roodfluwelen gordijnen gaan open en we zien een jonge vrouw met stoffer en blik in de weer. Ze ordent en schikt de rekwisieten.
Ze hangt de marionetten recht. Een marionet is een prachtig in het zwart uitgedoste vrouw; ze gedraagt zich bemoeiziek. Met een ferme handbeweging tilt de vrouw de pop op en zwaait haar buiten het zicht. Dan zet de ouverture van deze opera in en begint de voorstelling. En ja, later komt de vrouw in het zwart terug, zij is de befaamde Koningin van de Nacht die duistere machten bezit, zij is de personificatie van het kwaad. Haar dochter Pamina zou zich in handen bevinden van boze tovenaar Sarastro, maar boos is deze tovenaar niet. Hij vertegenwoordigt wijsheid en is opperpriester van de Tempel van de Wijsheid.
Deze sprookjesopera is een van de meest gespeelde opera’s uit het repertoire. Zang en dialoog wisselen elkaar op ingenieuze wijze af. De bronnen waaruit Mozart en zijn librettist Emanuel Schikaneder putten zijn legio. Het gedachtengoed van de vrijmetselarij speelt een rol, de idealen van de Verlichting herkennen we erin en de strijd tussen licht en donker.
Maar ook volkse elementen zijn van belang: zo is vogelvanger Papageno geïnspireerd op een komische figuur die Hanswurst heet, bedacht door de Weense poppenspeler en acteur Josef Stranitzky. Hij was ook nog eens tandarts en wijnhandelaar en schiep er behagen in de officiële hofopera’s te parodiëren. De keuze van het Amsterdams Marionetten Theater voor De toverfluit is een heel gelukkige. Met kennis van deze Hanswurst kijken we op een andere manier naar de rol van Papageno, de vogelvanger die in dienst staat van de Koningin van de Nacht. In de visie van regisseur Hendrik Bonneur is Papageno dom, lui en gemakzuchtig. Hij zoekt weliswaar een vrouw maar weigert daar enige moeite voor te doen. Liever zingt hij van meisjes die rondvliegen als de vogeltjes waarop hij jaagt. Zijn pop is een blonde jongen met bolrode wangen, het haar in een lok naar opzij gekamd. Prins Tamino is een waardige verschijning, Pamina lieflijk.
Het is knap van vertaalster Frederieke Cannegieter dat zij de opera in goed zingbaar Nederlands heeft vertaald. In Mozarts tijd was het al een hele noviteit om de personages Duits te laten zingen in plaats van het gangbare Italiaans; bij dat Duits hoorde een soort volks taaleigen waarvoor Cannegieter treffende equivalenten heeft gevonden. Zo horen we woorden als ‘sapperloot’ en ‘griezel’, ‘engerd’ en ‘pardon’. Het zijn de juist gekozen vertalingen die precies in de muzikaliteit van de partituur passen. Ongemeen vindingrijk is Cannegieters vertaling van de beroemde wraakaria ‘Der Hölle Rache’ door de Koningin van de Nacht, haar tweede aria. Hier zingt sopraan Iris de Koomen de volgende tekst: ‘De helse woede doet mijn bloed haast koken; wraak en vergelding strijden om de eer.’ Het klopt allemaal perfect naar sfeer, stijl en zeggingskracht.
De muzikale leiding is in handen van Vaughan Schlepp. Met een klein ensemble van slechts acht muzikanten zorgt hij voor een uiterst intiem muzikaal geheel. De zangers en zangeressen zijn niet live, maar dat hindert niet. Het draait om de marionetten die vakkundig en met vaak lichte humor worden bediend. Ze kunnen dansen, springen, zweven, vliegen; het ziet er vaak beeldschoon uit, zoals de zwarte koets van de Koningin van de Nacht met zwarte paarden ervoor, die nauwelijks zichtbaar maar subtiel hun benen bewegen.
En voor de opera- en theaterliefhebber is dit marionettenspel meer dan alleen rijk om te zien en dramatisch om te beluisteren: in de achttiende eeuw waren marionettenspelen volwaardige kunstvormen. De Duitse toneeldichter Heinrich von Kleist schreef een verhandeling Über das Marionettentheater (1810) waarin hij de gratie van het toneelspel verbindt met een bepaalde mate van ‘onbewustzijn’. Dat de acteur het beste presteert als hij volkomen ‘natürlich’ (natuurlijk, naturel, vanzelfsprekend) op de bühne staat. Bij het marionettenspel deed hij hiertoe zijn inspiratie op. En gelukkig bezit Amsterdam zijn eigen onvergelijkelijke Marionetten Theater.
Foto: Datema Mulder