In ‘Het kleine meisje van meneer Linh’ verstilt Guy Cassiers het vluchtelingenvraagstuk tot de pijn van twee eenzame zielen ***
Hebben we nog verhalen nodig, in een wereld grotendeels gedomineerd door beelden? Volgens sommigen hebben verhalen, en bij uitbreiding het talig theater, hun beste tijd gehad. Jaouad Alloul en het MartHa!tentatief geven die kwaadsprekers met De meisje lik op stuk. De meisje is een loepzuiver verhaal over een coming out. Te mogen zien en meemaken hoe iemand zich moeizaam afpelt tot wat hij is: wat een voorrecht.
De setting is sober: enkele staken met daarop iets wat lijkt op de glas-in-loodramen van een kerk of moskee, maar evengoed zijn het de lichtelementen van een discotheek, zo verraden de pompende bassen bij onze entree. Op de voorgrond een wit, linnen doek. Het verhaal van Alloul – die zichzelf speelt – begint in medias res: midden in het verhaal, op het moment dat hij zijn lief belt: ‘Kom me halen.’ Alloul, ongetemde zwarte krullen en een lijf vol tattoos, staat in een zwarte lange rok op de scène. Open, guitige uitstraling, plat Antwerps accent: ‘Ik heb mijn oude leven weggegooid en ik begin aan een nief.’
Alloul verlaat zijn gezin, een eerste breukmoment, en keert daarna met ons terug in de tijd om dat gezin, zijn opvoeding en de ontdekking van zijn homoseksualiteit te schetsen. Hij gebruikt daarbij een volkse maar poëtische taal, uit het hart gegrepen, en refereert langs zijn neus weg aan iconische (Vlaamse) tv-programma’s: Jambers, Big Brother.
Subtiel onderstreept hij daarmee hoe ‘gewoon’ hij is, een kind onder de kinderen, ondanks zijn Marokkaanse roots. Zijn geprevel in de moskee (‘Ik wil dees niet’) verschilt in niets van de vele verzuchtingen voor het kruisbeeld vijftig jaar geleden. Toen ook bleef de Hogere doof. Op die manier tilt Alloul zijn coming out als homo over de fixatie ‘islam’ of ‘moslim’ heen, zonder overigens die specifieke context te negeren.
Zijn moeder sterft en dat zet nogal wat in gang – een kwaadheid bijvoorbeeld, over het feit dat de Hogere niet alleen doof blijft maar hem ook nog eens zijn moeder ontneemt. Het aantrekken van het witte doek op de voorgrond is een verwijzing naar verleden en toekomst – het is een doodskleed maar ook Allouls eerste kokette, vrouwelijke geste en daarmee voorbode van zowel zijn nakende metamorfose als zijn huwelijk.
Even later zal het islamitische gebedskleed hem helpen transformeren tot een prachtige vrouw, die in een adembenemende dans haar sensualiteit viert. Maar voor het zover is begint de jonge Jaoud overmatig te eten, en zonder complexe psychologische blabla begrijpen we waarom: ‘Ik at zoveel om mijn eigen in mijn eigen te verstoppen.’ In dit soort magnifieke zinnen toont zich de zachte hand van mede-auteur Johan Petit van het MartHa!tentatief.
De meisje krijgt een breder elan wanneer blijkt dat weggaan thuis, carrière maken als dragqueen, ongebreideld feesten, trouwen met en scheiden van een man niet voldoende zijn om het gapende gat, de leegte die het laatste ‘tot ziens’ aan zijn vader heeft geslagen, te overbruggen. Drie ruitvormige ramen, bijeengebracht, vertegenwoordigen de heimwee naar een veilig nest: papa-mama-kind.
Dat de verzoening met zijn vader zich moeizaam ontwikkelt, heeft tot Allouls eigen verrassing minder te maken met zijn geaardheid dan met het in de steek laten van de familie. Zo beseft hij dat hij niet alleen zijn vader, maar in eerste instantie ook zichzelf in de steek heeft gelaten. Weglopen is niet hetzelfde als moeten vertrekken. De échte aanvaarding komt pas met het zichzelf durven tonen, met het uitspreken van de eigen naam, op een rustige, zelfzekere manier.
Niets aan De meisje is vormelijk vernieuwend of revolutionair, integendeel: De meisje is een oerklassiek verhaal, verteld met uiterst sobere maar efficiënt ingezette middelen, door een performer die perfect weet hoe hij zonder een spoor van sentimentaliteit zijn publiek kan ontroeren. Het is vakmanschap pur sang, steengoed in zijn genre. Grote kunst met een kleine k.
Foto: Karolina Maruszak