Met haar solovoorstelling De mannen van Maria zet Anna Drijver een ijzersterke acteerprestatie neer. In de voorstelling van ruim anderhalf uur neemt ze het publiek mee in het epos dat het leven is van Maria van Aelst. Een zeventiende eeuwse Hollandse vrouw in Batavia, die het koloniale leven invoelbaar maakt en daardoor pijnlijk dichtbij brengt. 

Schrijver Maxine Palit de Jongh bewerkte de gelijknamige roman van Anneloes Timmerije tot een herkenbare tekst. De mannen van Maria is een waargebeurd verhaal over een jong meisje dat door haar ouders naar de Oost wordt gestuurd. Daar moet ze als ‘meisje van de volksplanting’ met een VOC-man trouwen en kinderen baren.

De tocht op het volgepropte schip is geen gemakkelijk begin van een voorstelling voor een acteur. Deze eerste scène speelt tussen lijken die ze de zee ziet inglijden, een bevallende vrouw, een afgehakte hand én een man die haar aanrandt. Na een tocht van een half jaar komt ze in 1625 aan in het snikhete Batavia. Ze wordt uitgehuwelijkt, en anderhalf jaar later is ze al weduwe. Dan komt er meer rust in de voorstelling en kruipt Anna Drijver steeds overtuigender in de huid van Maria.

Het decor is eenvoudig en inhoudelijk een schot in de roos. Met metalen kettingen in de vorm van een boog die een schip kan verbeelden en ook de ketenen van gevangenschap. De kostuums combineren de historie met sportkleding. Soms pakt dit origineel uit, zoals met de kanten versieringen op hoge sneakers. Maar de Adidas-logo’s op de jurken zijn vooral verwarrend. De soundscape die bijna de hele voorstelling begeleidt, voegt met muziek en geluidseffecten een extra betekenislaag toe.

Als publiek leven we mee met drie huwelijken van Maria met VOC-mannen, het opzetten van haar diamanthandel en haar ongewilde kinderloosheid. Anna vertelt en speelt de rol zonder opsmuk, heel oprecht en dichtbij zichzelf. Mooi gespeeld en getimed is de scène waarin zij – alsof dat vanzelfsprekend is – naar de voorste rij loopt en een vrouw in de zaal de linten van haar jurk laat dichtstrikken. Ze is op dat moment in de voorstelling dan ook op haar succesvolst, inmiddels tweemaal weduwe én rijk door de diamanthandel.

Sterk is ook de scène waarin ze vertelt over haar affaire met de zaakwaarnemer van haar overleden man. Smachtend, terwijl ze zich vasthoudt aan het kledingrek vol jurken aan de zijkant van het toneel. Schrijnend is haar onvervulde kinderwens. Als het enige kind dat levend ter wereld komt na drie dagen sterft, speelt de actrice juist die scène heel vlak. Bij het publiek komt het juist daardoor hard binnen.

We beleven de koloniale geschiedenis vanuit Maria’s belevingswereld en perspectief op de wereld om haar heen. De prangende vraag blijft hoe we moeten aankijken tegen het leven dat Maria van Aelst leidde. Is ze als bevoorrechte VOC-vrouw medeschuldig aan de koloniale misdaden? Is ze zélf een slachtoffer omdat ze als ‘meisje van de volksplanting’ naar Batavia werd verscheept? Of is zij een zeventiende eeuwse feministe die zelfstandig een diamantenhandel uit de grond stampt? Het is een gedurfde keuze van de makers dat ze juist in deze tijd wegblijven van morele oordelen. De mannen van Maria kruipt indringend in het hoofd en hart van Maria zélf en laat de interpretatie aan het publiek over.

We beleven ook hoe Maria zich thuis als echtgenote te weer stelde tegen een VOC-kerel, die de slaafgemaakte dienstbode zwanger maakt. En in haar naïviteit denkt ze dat ze het goede doet als ze het meisje dat wordt geboren mee opvoedt als een eigen kind. Later neemt Maria haar ook ‘uit liefde’ met zich mee naar Holland. Aan het slot van de voorstelling komt dit misverstand tot een explosie, als ‘Meisje’ – ze heeft geen eigen naam – aan Maria vraagt waarom ze haar niet vrijliet uit haar gevangenschap.

Toch mis je in deze voorstelling over het leven van een zeventiende eeuwse vrouw het perspectief van Meisje, en van haar moeder en tante die in het huishouden als ‘Zus’ en ‘Zusje’ door het leven gaan. Daarmee had de tekst een nieuwe betekenislaag kunnen toevoegen aan de roman.

Foto’s: Sanne Peper