‘Ademt hij nog?’ Het is een terugkerende vraag in De koning sterft en niet zonder reden. Want het einde van de voorstelling, zoveel is zeker, zal hij niet halen. Niet dat hij dat zelf wil horen. De koning ontkent. Want een koning is toch onsterfelijk? ‘Tijdelijk onsterfelijk’, verbetert een van zijn vrouwen hem. Vierhonderd jaar heeft hij gehad om aan het idee te wennen, maar de dood komt altijd te vroeg en altijd ongelegen.

Voor zijn enscenering van Eugène Ionesco’s stuk schrapt Olivier Diepenhorst een aantal bijpersonages en beperkt zich tot de koning, diens twee vrouwen en de wachter. De twee vrouwen, koningin Marguerite en koningin Marie, worden door respectievelijk Krisjan Schellingerhout en Imke Smit bewust gekunsteld gespeeld en dat benadrukt het schematische van de personages. De een als de rationele figuur die wil dat de koning zijn onontkoombare lot accepteert en de ander als de emotionele figuur.

Daartussen vertegenwoordigt Jip van den Dool als de wachter de nuchterheid en voorziet hij ons in heerlijke opsommingen van informatie over onder meer de verdiensten van de koning. Die eindeloos zijn, want de koning ontwierp de seizoenen, elke revolutie en contrarevolutie en bouwde Rome en Parijs.

En dan is er Abke Haring, die als de koning het centrum is waar alles om draait. Wanneer de koning opkomt wrijft die zich ijverig in de handen (of is het van de kou die zijn botten heeft gevonden?) en roept tegen de wolken dat ze moeten vertrekken. Maar de wolken volgen zijn bevelen niet meer op.

Met het naderende sterven van de koning brokkelt ook zijn rijk af. Ooit allesomvattend krimpt het nu met de minuut. De Technische Universiteit is in een gat gevallen en de ministers zijn met vakantie gegaan. Op school zitten alleen nog de kinderen die geen ander land wilde hebben.

Het toneelbeeld van Marc Warning is simpel en sterk. Een houten trap staat midden op het toneel, als de majestueuze entree van een paleis of de weg naar de hemel, mooi samenvallend met het hout van de vloer en de wanden van de Toneelschuur.

Maar vooral in het eerste deel lijkt dat decor soms bijna de acteurs in de weg te staan. Natuurlijk is er ongemak tussen de stervende koning en de andere personages die niet goed weten hoe hem dit mee te delen, maar in het eerste deel lijkt het alsof de acteurs ook nog naar elkaar aan het zoeken zijn, naar een gezamenlijk ritme.

Dat heeft er ook mee te maken dat Diepenhorst meer structuur brengt in de stroom aan tekst die Ionesco schreef. Dat is geen heel gelukkige keuze. Buiten dat de scèneovergangen wat geforceerd zijn, vaak gemarkeerd door een abrupte licht- en geluidovergang, breekt het ook de lijn van de voorstelling.

Ik moest zo nu en dan denken aan La mort de Louis XIV, de film die Albert Serra in 2016 maakte over (jawel) het sterven van Louis XIV, en die je met wat fantasie een variant op Ionesco’s stuk zou kunnen noemen. Die hele film is als een langzaam uitdovende kaars, een nogal gewaagde keuze die radicaal dat stervensproces centraal stelt.

Nu moet Diepenhorst natuurlijk niet doen wat Serra doet, maar voor mij wint De koning sterft in het laatste deel, waarin scènes veel meer in elkaar overvloeien, wel zienderogen aan kracht. De humor wordt subtieler en de nadruk komt meer te liggen op de bewustwording van sterfelijkheid bij de koning, iets wat Haring in taal, maar vooral ook in haar lichaam, prachtig laat zien. Hoe de koning is afgedwaald van de wereld. Of de wereld van hem. Hoe langzaam het vechten plaatsmaakt voor acceptatie. Het culmineert in een prachtig slotakkoord, maar de aanloop daar naartoe verloopt helaas niet zonder haperingen.

Foto: Sanne Peper