Toer van Schayks nieuwe choreografie in Hollandse Meesters is opnieuw een grote aanwinst voor Het Nationale Ballet****
In Friesland is er voor deze zomer bijzonder veel aan creatieve muzikale huisvlijt gedaan. In Spanga werd een overrompelende nieuwe Romeo en Julia samengesteld uit werk van wel acht of negen verschillende componisten. Op nog geen tien kilometer afstand, in Nijetrijne, heeft dirigent en arrangeur Vaughan Schlepp een gloednieuwe en zeer geestige opera van Mozart gewrocht uit allerlei van diens composities en een grondige bewerking van de tekst van Goldoni’s De knecht van twee meesters uit 1748.
Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791) schijnt werkelijk serieus te hebben gewerkt aan een bewerking tot Duitse opera van het beroemde stuk van de vijftig jaar oude Carlo Goldoni (1707-1793). Mozart schrijft er in elk geval over in een brief aan zijn vader op 5 februari 1783. Er zijn ook wel muziekfragmenten gevonden die misschien voor deze opera waren bedoeld, maar daarover is in het geheel niets zeker. Vaughan Schlepp heeft dan ook voor zijn bewerking van De knecht van twee meesters voor Opera Nijetrijne vooral overbekende aria’s gebruikt uit Mozarts grote opera’s (Don Giovanni, Die Zauberflöte, Le nozze di Figaro). Alice Zwolschen zorgde voor een humoristische bewerking van Goldoni’s tekst en Ria Marks (Orkater, Via Berlin) regisseerde het met zwier.
Het verhaal werd verplaatst naar het dorp Nijetrijne in 1958. De knecht die als een razende heen en weer hollend vele meesters dient is hier de handige Italiaanse gastarbeider Mario (een fenomenale rol van Wiebe-Pier Cnossen) en het loopt na alle moeilijkheden uit op een loflied op de liefde én op de introductie van de eerste pizzeria in Friesland, die hij samen met het dienstertje (Madieke Marjon) gaat drijven.
Opera Nijetrijne bestaat sinds 2001, bijna letterlijk op een steenworp afstand van Spanga in hetzelfde fraaie Zuid-Friese landschap. Hier is geen regisseur de dragende persoon, maar producente Yvon Scheper. Zij verzamelt een om de paar jaar wisselend gezelschap om zich heen. Het begon ooit met sopraan Barbara Hannigan en regisseur/dirigent Marc Panthus, die onbekende Barokoperaatjes brachten en daarvoor algauw het natuurgebied De Rottige Meente opzochten. Sinds zes jaar heeft dirigent en pianist Vaughan Schlepp er groot plezier in bestaande opera’s te bewerken voor een klein ensemble of met behulp van oud materiaal nieuwe te scheppen.
Voor het eerst dit jaar is Ria Marks er als regisseur bij betrokken en het is haar toevertrouwd grappige scènes te laten zien met zeer scherpe kantjes: toespelingen op racisme, homohaat en homozelfhaat, discriminatie van gehandicapten en een algemeen egoïsme van iedereen: de song Money is the root of all evil van de Andrews Sisters is niet ten onrechte als uitsmijter aan de Mozart-pastiche toegevoegd. De hand van de regisseur is goed herkenbaar: de zangers zingen niet alleen bijzonder goed, maar spelen elk hun rol op een zeer herkenbare, iets verhevigde, maar net niet te karikaturale manier.
Het toch al verwarrende plot van het stuk van Goldoni is hier nog een graadje verwarrender gemaakt. De jonge Berend (een fraaie countertenor Sytse Buwalda) ontdekt in de loop van het stuk op een ingewikkelde manier dat hij misschien helemaal niet op meisjes valt, maar op jongens. Maar het lukt hem niet dit zijn moeder (de stevig zingende Heleen Koele) duidelijk te maken. Daardoor krijgt hij, graag of niet, aan het einde toch zijn jeugdvriendinnetje Clarice als vrouw (de tijdens de voorstelling voorzichtig ontluikende sopraan Wendy Roobol), de bijna blinde en zeer vermogende dochter van landjonker Diederik van Albeda (Pieter Hendriks). De moraal is hypocriet maar ook wel realistisch, ervan uitgaande dat je 1958 als homo al blij zou moeten zijn met een vrouw die bereid is af en toe haar ogen dicht te knijpen; voor haar is een man als Berend in elk geval beter dan géén man.
Het is knap zoals de intrige is overgebracht naar de late jaren vijftig (of misschien begin jaren zestig) in Friesland en hoe alle lijntjes toch een soort van afronding krijgen, al vraag je je af waarom een astmatische moordenaar (Jean-Léon Klostermann) geen straf moet krijgen en een vrouwelijke oplichtster (Talitha van der Spek) als beloning die moordenaar.
De vormgeving (van Carin Carpay) is eenvoudig maar bijzonder doeltreffend. Ergens midden in de natuur staat Hotel Spoorzicht aan het riviertje de Scheene van hotelhouder, verteller en crooner Wil van der Meer: een houten platform met vele formica stoeltjes en tafeltjes en een bar en wat meubels van bamboe. In het eerste deel staan er overal koffers, alsof iedereen elk ogenblik zou kunnen wegvluchten. In het tweede deel, na de pauze, zijn die vervangen door grote potten met enorm kleinburgerlijke sansevieria’s, vooruitlopend op de vele huwelijken aan het slot.
De natuur speelt niet zo’n grote rol, maar het is bijzonder komisch de heren op ouderwetse fietsen te zien wegvluchten als ze niet al door de knecht Mario aan de oren worden teruggesleept, totdat alles en iedereen min of meer tevreden is. En als de personages dat misschien aan het slot niet allemaal in even grote mate zijn, dan in elk geval het publiek wel.