Het probleem van ‘Achter het huis’ van Hummelinck Stuurman is niet het ontheiligen van het dagboek, maar de schrijftaal van de personages **
Na negentien jaar doet Ger Thijs nog eens De boeken der kleine zielen opnieuw voor toneel. En hij pakt die kans met meer dan beide handen aan. Het ambacht om van Couperusboeken toneel te maken heeft hij nu zo goed in zijn vingers, dat het de grens van meesterschap heeft overschreden. Als geen ander weet hij dat je niet alles kunt laten zien en moet durven kiezen. En hoewel er veel moois op de vloer van de montagekamer is achtergebleven, is er genoeg over om de hele avond geboeid te blijven kijken. Couperus heeft zich geen betere zaakwaarnemer kunnen wensen.
Er was al een televisieserie met Ellen Vogel in de hoofdrol. De eerste toneelversie van Ger Thijs was met Anne Wil Blankers. Nu zien we Oda Spelbos in de rol van Constance. Het deel voor de pauze begint als speeddaten wanneer de schandelijk gescheiden en hertrouwde Constance na dertien jaar terugkeert naar haar grote familie in Den Haag. Er is geen ander decor dan deze grote familie. De leden lopen af en aan. Talloze onderonsjes, tête-à-tête’jes, schilderen het web van familierelaties. Oda Spelbos worstelt er zich soms zichtbaar met moeite doorheen.
Er valt veel te genieten in dit deel tafelvoetbalsamenspel. Virtuoos is Marie-Louise Stheins als haar schoonzus Adolfine die er met haar goede bedoelingen altijd net even naast zit. Adembenemend leuk is Marc Klein Essink als haar zwager de minister die als een kostelijke patjepeeër met foute snor en krijtstreeppak op de botheid van de maatschappelijke macht wijst en die belichaamt. Ger Thijs borduurt verder, interpreteert en wijkt wel eens vaker af van Couperus. Zo is Thom Hoffman als de tweede echtgenoot van Constance niet meteen herkenbaar als de Van der Welcke uit het boek, maar met zijn jongensachtige oprechtheid en zijn worsteling met en keuze voor zijn huwelijk blijft hij zeker binnen de perken van Couperus. Ger Thijs maakt hem echter dan in het boek.
In de tweede helft, als de karakters wat meer diepgang krijgen en er stiltes vallen, neemt Spelbos het voortouw en groeien zij en Constance samen op in hun rol. Wanneer de teleurstellingen binnen de familie zich opeenstapelen, begint bij Constance het besef dat we allemaal maar kleine zielen zijn, zandkorreltjes, stervelingen. Net als Tsjechov laten Ger Thijs en Couperus zien hoe de diepste menselijke bespiegelingen opborrelen uit het leven samen met elkaar. Constance neemt het op voor de grote geplaagde familie. Tegenover het portret van de grootvader en pater familias die de familie met standsbesef, ambitie en daardoor ongeluk heeft opgezadeld, komt ze niet met verwijten, maar stelt ze de juiste vragen. Of het ’t allemaal wel waard is geweest? Spelbos valt dan volledig samen met de even dappere als breekbare Constance. Haar dapperheid en inzicht maken van haar een iets minder kleine ziel.
De kleine zielen is meer Couperus dan het boek. Er zijn de tableaus-vivant uit de Eline Vere. En zelfs de titel van Couperus’ boek Wereldvrede komt voorbij. Zoals veelschrijver Couperus moest kiezen uit de veelvormigheid van het leven, zo moest Ger Thijs kiezen uit de rijkdom in het werk van Couperus. Je vraagt je na afloop meteen af welke boeken Couperus nog meer heeft geschreven waarmee Ger Thijs aan de haal kan gaan.
(foto: Ben van Duin)