Theaters zijn ook en misschien vooral kijkkasten, ze heten niet voor niets ‘schouwburgen’: bezoekers heten ‘toeschouwers’ en ze kijken (‘schouwen’) naar dat wat zich op een podium afspeelt. Theatermaker, regisseur en mimespeler Luc Boyer heeft zijn grote passie voor het theater sinds jaren vertaald in een bijzondere kunstvorm, het maken van ‘kijkkastjes’.
In kleine, houten kastjes van strikte afmetingen van 19 x 14 x 8 cm bouwt, ofwel regisseert, Boyer (1935) als het ware ‘stille’ driedimensionale voorstellingen. Ook de buitenzijde doet mee aan de intieme voorstelling, dat betekent: de zijkanten zijn beschilderd of beplakt in dezelfde stijl als de binnenzijde. De kijkkastjes zijn afgeschermd met glas.
In de foyer van Theater Bellevue in Amsterdam, te bereiken via theatercafé De Smoeshaan, is een bescheiden en indringende expositie te zien. Indringend, want met behulp van een rijkdom aan materialen weet Boyer in elk kijkkastje een eigen wereld te scheppen. De achterzijde van de kastjes zijn beplakt met uitgeknipte afbeeldingen of ingekleurd. Op de voorgrond, eigenlijk het ‘voortoneel’, bevindt zich vaak een object op miniatuurgrootte: dat kan een dier zijn, een zeekapitein, een Christusbeeld, een vrouw die oprijst uit een toiletpot gevuld met bloemen, een sardineblikje of zelfs een reepje stof. Vaak heeft Boyer die objecten gevonden of gekocht op het Waterlooplein, een van zijn favoriete plekken in Amsterdam.
Zoals het in het theater hoort, gaan die objecten op het voortoneel (proscenium) een dialoog aan met wat op het achtertoneel gebeurt. Schitterend is bijvoorbeeld het beeld van een Christusfiguur dat is geplaatst tegen een foto van een metershoog springende breakdancer. Hier ontmoeten aan hout gespijkerd leed en zwiepende dans elkaar. Of een kat en muis die elkaar beloeren terwijl door het raam het marmeren standbeeld van een vrouw te zien is. Af en toe lezen we een tekst, zoals deze: ‘Ik heb een jurk in mijn hoofd’. Het personage dat deze tekst uitspreekt of denkt is een afbeelding van het klassieke, marmeren beeld De discuswerper (450 v.Chr.). Het is een verrassende combinatie die vragen oproept: Wil de naakte discuswerper zich kleden? Droomt hij van jurken?
In veel van de kijkkastjes zien we zeelieden of matrozen uit verre landen. Ze vertellen vaak een verhaal, zoals bij de kapitein die op de voorgrond op de kade zit, overduidelijk met het portret van zijn moeder in zijn hand. Hij droomt van haar, misschien. Boven hem hangt een afbeelding van een eenzaam meisje dat viool speelt, ze is gevangen in een vogelkooi. Is dat zijn dochter? Tegen de achtergrond is een sfeervol schilderij geplakt van een mediterrane haven. Het is ongelooflijk hoeveel Boyer kan vertellen in dit format. Het doet me denken aan de zogenoemde White Box Paintings van de Friese schilder Christiaan Kuitwaard. Hij maakt elke maandagochtend een schilderij van een witgeschilderd kistje waarin hij een voorwerp plaatst, zoals een vaas, een bloem, een stuk hout, een tak, een fles. Op die manier wil hij binnen de strakke structuur van een kist volledige vrijheid scheppen om licht, kleur, reflectie te schilderen.
Boyer doet hetzelfde. Hij gebruikt alles wat hij kan, bijvoorbeeld de fotoportretten van de Nederlandse fotograaf Ruud van Empel waarvan Museum Belvédère in 2019 in Heerenveen-Oranjewoud de tentoonstelling Making Nature maakte. Hoofdonderwerp zijn vaak zwarte kinderen zwemmend in met bloeiende bloemen bedekt water, als in een paradijselijke omgeving. Alleen hun hoofd is zichtbaar. Een van die foto’s van Van Empel siert de achterwand van een kastje, het kind kijkt ons met grote ogen aan. Op de voorgrond liggen miniatuur waterlelies.
Intrigerend is ook het breiwerk dat Boyer achteloos plaatst op een laars, de knot wol ligt op de grond en de breipennen zijn keurig kruiselings gerangschikt. Maar kijk goed. Erachter, tegen de wand, zien we een man die zijn rechterbeen mist, zo te zien op een prent uit de late negentiende of begin twintigste eeuw. Hij leunt op houten krukken. Om hem heen zijn tekeningen geplaatst van hulpstukken, zoals een houten been met scharnieren, een enkel met enkelbanden, kunstmatige kniegewrichten. Wie het werk van Boyer kent en op de hoogte is van de beroerte die hem in 2012 trof, kan in dit minuscule kijkkastje een grotere tragiek lezen: dat van de mens die met een handicap door het leven moet. En alle kracht moet putten uit de hoop op herstel. Een illusie – een illusie ook die kracht schenkt.
De kijkkastjes zijn niet geheel nieuw in het artistieke oeuvre van Boyer. Eerder al verzamelde hij als een strandjutter allerlei voorwerpen die hij bijeenbracht tot theatrale installaties. Hij noemt zichzelf een neo-animist, iemand die opnieuw bezieling en ziel geeft aan ogenschijnlijke levenloze, afgedankte voorwerpen. Het gaat niet zozeer om de afzonderlijke voorwerpen in de kijkkastjes als wel om de combinaties van die voorwerpen.
Neem het beeld van een kale boomtak en een mannetje ervoor met een bolhoed op, als op een schilderij van Margritte. Maar je kunt ook aan theater denken, bij dit werk, Wachten op Godot (1952) bijvoorbeeld van Samuel Beckett. Zijn hoofdpersonen Vladimir en Estragon wachten bij een kale boom… op wie? Op Godot? Maar Godot komt nooit. Mooi bijkomend detail is dat Boyer zelf, samen met Cas Enklaar, in 2000 dit illustere duo speelde in een productie van de Theaterschool. Zoals voorgeschreven door Beckett droegen de acteurs een bolhoed.
Zo kan de toeschouwer van Boyers kijkkastjes reizen maken door de theatergeschiedenis, de kunstgeschiedenis, door het leven zelf aan de hand van prachtige, esthetisch hoogstaande kunstobjecten die altijd een verhaal vertellen, geheimzinnig en intrigerend.
Tot en met 25 juli in foyer Theater Bellevue, ivm. coronamaatregelen alleen op afspraak, meer info op de website van Luc Boyer. Foto: Fay Boyer