Afgelopen zondag tijdens een première in de Amsterdamse Stadsschouwburg klonk de verzuchting weer eens: ‘Bij toneelvoorstellingen praten ze altijd zo onnatuurlijk.’ De dame in kwestie fluisterde het in de pauze van De Kersentuin nogal luid tegen haar vriendin. Het is een vaak gehoorde, maar in deze context zeer treffende opmerking. Want in De Kersentuin van Internationaal Theater Amsterdam in regie van Simon McBurney is in feite geen enkel aspect natuurlijk te noemen.

Het decor, het spel, de soundscape, alles is in hoge mate gekunsteld. Grote projectieschermen met kitscherige filmbeelden van kale bomen in de mist, een sterrenhemel met net te veel vallende sterren, of een huis met fictieve deuren die hoorbaar dichtvallen en voetstappen die door holle gangen klinken, alle vormgeving wordt vet aangezet. En ook het spel van het merendeel van de acteurs is vet aangezet, bijna of zelfs volkomen karikaturaal. Als er dan kennelijk toch nog verwarring ontstaat over de onnatuurlijke manier van praten van de personages, dan moge het duidelijk zijn dat iets niet helemaal goed overkomt.

Waar het niet aan ligt, is de kwaliteit en inzet van de acteurs. Vol overgave storten zij zich in dit door Tsjechov als kluchtige komedie bedoelde stuk, het spel van de nevenpersonages is dan ook merendeels aanstekelijk en luchtig. Opvallend is dat deze kersentuin eigenlijk niet draait om grootgrondbezitster Ljoebow (hier Amanda genoemd en gespeeld door Chris Nietveld), maar om Lopachin, hier Steven geheten, een mooie rol van Gijs Scholten van Aschat. Hij illustreert zijn eigen gezegde: hoeveel geld hij ook heeft, een boer blijft altijd een boer. Met een net iets te slobberend pak, dikke bril, bijna-blubberbuik en een tedere, nostalgische ziel, is deze Steven de perfecte vertolking van een selfmade man, een succesvolle ondernemer die helemaal onderaan de ladder is begonnen. Maar ook een gevoelige man, die met pijn in zijn hart de grond en het huis koopt van de familie waarvan zijn vader nog lijfeigene was.

Het werkt bevreemdend dat sommige personages een westerse naam hebben gekregen, maar bijvoorbeeld Anya nog gewoon Anja heet, maar het is vooral lastig te volgen dat McBurney ervoor koos om het stuk naar Nederland in de jaren ’70 te verplaatsen. Iets met vervlogen idealen en de opkomst van het (neo)kapitalisme. Tja, de overeenkomsten met Tsjechovs meesterwerk liggen voor de hand. Maar wat hebben we aan deze vergelijking? En wat wil McBurney ons hiermee vertellen? Het blijft allemaal nogal vaag. Het gebrek aan inhoudelijke diepgang wordt overschaduwd door de indrukwekkende techniek en vormgevingshoogstandjes. En erg komisch wil deze komedie ook niet echt worden. En na het ronduit kitscherige eindbeeld is wat er overblijft van deze Kersentuin niet meer dan verzameling theatrale hoogstandjes die de gewekte verwachtingen niet hebben weten in te lossen.

Foto: Jan Verweysveld