Het knarst, piept en kraakt, het bliksemt en dondert, het raast en het giert. Tussen de donderslagen door zien we de actrice telkens in andere poses: vertwijfeld naar het plafond reikend, gevloerd, hysterisch lachend, angstig op de deur wijzend. (meer…)
Sinds de dood van haar ouders woont Victoria (Kim van Zeben) bij haar tante. Op de zolderkamer heeft ze alle ruimte voor proefjes en experimenten: ze is namelijk uitvinder, in navolging van haar vader, die wetenschapper was. Dat doet ze niet alleen, maar samen met haar hond Tosti. Een mooi tweetal, aldus de vrolijke muzikanten op het voortoneel: ‘Dat kind is heel vreemd, maar die hond is ook raar, dus ze kloppen als duo perfect bij elkaar.’
De hond die licht gaf is een spannend uurtje griezeltheater van poppentheatermaker Kim van Zeben en MaxTak. Maar ondertussen gaat het over wezenlijke thema’s als dood, afscheid en doorgaan met het leven. De voorstelling speelt zich af tijdens El Dia de los Muertos, een Mexicaanse feestdag waarop de doden worden gevierd. Victoria’s nieuwe buurjongetje – overdag Taco; ’s nachts El Rapido; in beide gevallen een opdringerig maar goedbedoelend ventje – leert Victoria erover. Zelf weet ze het niet. Waarom de doden eren? Die komen toch niet meer terug. Ondertussen begint ze te lezen in een boek over Frankenstein, dat haar vader haar naliet.
Als haar tante al relatief snel besluit dat Victoria nu wel lang genoeg heeft gerouwd om haar ouders en ze Tosti en passant naar de tuin doorverwijst – ‘lekker buren bijten!’ – bedenkt Victoria een list: met een mand en een katrol hijst ze haar trouwe vriend weer richting zolder. Maar één onoplettend moment later is het mis: de mand, met Tosti erin, liggen beneden in het gras. Tosti blijft roerloos liggen.
Victoria is vastbesloten om Tosti tot leven te wekken, met alle gevolgen van dien. Het resulteert in een behoorlijk spannende scène (voor zesplusbegrippen), waarin Tosti als een kwaadaardig monster met loszittende ledematen (een duivelse nachtmerriepop van Servaes Nelissen, die alle poppen maakte) het decor en alle spelers daarin aan stukken probeert te scheuren – ‘Brokjes? Ik ben geen cavia! Ik wil rood vlees…’ – en zelfs even zijn zinnen zet op het publiek: ‘Een zaal vol borrelhapjes!’
De hond die licht gaf is geen kinderachtige stof: niet qua griezelgehalte (het wordt even écht eng), maar vooral niet qua onderliggende thematieken. Dat is een grote kwaliteit. Behalve abstracties als leven en dood, zinspeelt de voorstelling ook op het verschil tussen wetenschap en spiritualiteit. Dat alles wordt in regie van Marije Gubbels – die ook de (lied)teksten schreef – opgediend in een vrolijk-muzikaal schouwspel, vol inventieve (beeld)vondsten, uitgesproken karakters en mooie liedjes (composities van Jan en Keez Groenteman). De muzikanten (Timon Koomen en Adrian Ammerlaan) worden daarbij volop bij het (poppen)spel betrokken.
Na het slotapplaus komt de monsterreïncarnatie van Tosti ook nog even applaus halen. Een zucht van verlichting gaat door de zaal: gelukkig, ook hij was maar een acteur.
Foto: Kamerich & Budwilowitz