Lelijke gebouwen hebben ook bestaansrecht. Het zou zomaar een van de motto’s kunnen zijn van de WijkSafari in de Bijlmermeer. Een wijk die begon als het lelijk eendje onder de nieuwbouwwijken. Een wijk die zichzelf al jarenlang opnieuw aan het uitvinden is. Middenin haar eigen, uit elkaar vallende en heropgebouwde geschiedenis. Nii Tackie woont in Kouwenoord, een flat die zo […]
Een novelle als De granaten armband (1911) kan eigenlijk alleen door een Russische literaire grootmeester geschreven zijn. De vertelwijze is nauwkeurig en soms ook weids van vele woorden, de ontwikkeling verloopt traag maar is desalniettemin tot op het laatste moment spannend, de liefde die erin beschreven wordt is groots en meeslepend, met fatale gevolgen, de setting is die van het societyleven.
Onder hoede van Stichting Troupe A’dour brengen acteur Bartho Braat en de Russische pianiste Irina Parfenova de novelle als een wat statische luistervoorstelling, waarin muziek een even belangrijke rol speelt als de tekst zelf. Regisseur en scriptschrijver Gerardjan Rijnders voegde nieuwe toneelelementen toe aan de bestaande novelle.
Lezen we bovenstaande, dan denken we Tsjechov. Dat klopt gedeeltelijk. Schrijver Alexander Koeprin (1870-1938) werd door Tolstoj de ‘ware opvolger van Anton Tsjechov genoemd’. In een simpele entourage van een vleugel, een stoel en een tafel vertelt Braat de liefdesgeschiedenis van vorstin Vera Nikolajevna die op haar naamdag (niet te verwarren met ‘verjaardag’) een granaten armband ten geschenke krijgt, een schitterend en glanzend juweel, dat vlammend licht lijkt uit te stralen. Deze armband zet het verhaal in werking, zowel in haar eigen smachtende fantasie als in dat van de personages om haar heen.
Is haar man met wie ze na alle jaren een kuise, vergeestelijkte verhouding heeft wel de gever? Nee, het blijkt een aanbidder te zijn die haar al zeven jaar lang brieven stuurt maar die ze nooit ontmoette, ook al bezoekt zij tal van recitals. Wie is deze man? Dat is het grote geheim van de voorstelling, en uiteindelijk ook van Vera zelf. Duidelijk is dat haar huwelijk kinderloos is gebleven.
Terwijl Braat stap voor stap het verhaal vertelt, speelt Parfenova pianomuziek van Tsjaikovski, Skrjabin en Rachmaninov. De voorstelling opent ermee dat Braat aan Parfenova vraagt gemoedstoestanden en begrippen als ‘regen’, ‘herfst’, ‘jaloezie’ en tot slot ‘liefde’ te spelen. Bij regen komt ze met Debussy, Schumann vertolkt jaloezie. Maar de liefde is voorbehouden aan Ludwig van Beethoven, vooral diens pianosonate nummer 2 en daaruit het tweede deel, het Largo Appassionato. Ook krijgt een onbekende Russische componist, de laat-romanticus Vladimir Rebikov (1866-1920), veel aandacht, en terecht; zijn muziek is evenals de kennismaking met auteur Koeprin een verrassing.
Aanvankelijk bestaat er een wisselwerking tussen pianist en acteur. Zij verbetert hem in de Russische uitspraak en als de verteller zegt dat de vrouw de bijgesloten brief bij het naamdaggeschenk niet leest en, zoals alle vrouwen doen, ’terzijde schuift’ dan corrigeert zij hem. Deze visie getuigt niet van geëmancipeerd gedrag. Haar pianospel is bekwaam en het langzame deel uit Beethovens voor het verhaal cruciale sonate speelt ze met grote toewijding. Geleidelijk laten de uitvoerenden deze terzijdes weg en worden vertelling én pianospel serieus. Eerder bracht het duo het literaire concert In de trojka met Tsjaikovksi uit, ook een mengeling van muziek en literatuur, met name van Poesjkin en Tsjechov. Nu dus Koeprin.
Braat treft de toon prachtig met een wat trage, sonore dictie waarin hij dialogen een eigen karakter geeft. Zo weet hij de huisbazin van de man die Vera aanbidt en die aanvankelijk anoniem blijft goed te typeren. Ook de dialogen tussen Vera en haar echtgenoot geeft hij precies die lading mee tussen wederzijdse belangstelling en ook iets van uitgeblustheid. Dat geldt niet voor de gepassioneerde brieven die de aanbidder, een ambtenaar, haar stuurt. Dat zij op haar naamdag dit sieraad ten geschenke krijgt, kan haar familie echter niet accepteren, Vera is immers getrouwd.
De vertaling is van de hand van Monse Weijers, die de vertaalopvatting van de Amsterdamse essayist en hoogleraar Slavische letterkunde Karel van het Reve (1921-1999) huldigt. Dat blijkt uit deze voor het theater geschikte vertaling. In de programmaflyer staat een door Weijers vertaald citaat uit Koeprins werk: ‘Ik ben en zwerver en houd verschrikkelijk veel van het leven.’ Ik had eigenlijk meer van Koeprin willen weten; hij leidde een onstuimig leven, was circusartiest, legerofficier, piloot en ontdekkingsreiziger, zijn moeder was een Tataarse prinses. Het is vreemd, maar aan de ingetogen, bijna beschouwende verteltrant van De granaten armband lees je die vitale wildheid niet af. Zeker niet aan het slot, waarin de dood zijn fatale entree maakt.
Foto: Nadja Willems