Met de regelmaat van een Olympische kalender is er een Nederlands gezelschap dat Yasmina Reza’s God van de slachting tot ons brengt. Na Theatergroep Suburbia (2009), Senf Theaterproducties (2013) en Toneelgroep Het Volk (2017) komt nu Het Tuintheater met een versie – net als de Spelen een jaartje later. (meer…)
‘Ik leef met een man die voor eens en voor altijd besloten heeft dat het leven middelmatig is’, zegt Linda halverwege over haar man Berry. De visite – het echtpaar Eelco en Annet – kijkt er niet eens meer van op. Wat oorspronkelijk een diplomatiek gesprek moest zijn om een conflict tussen hun kinderen te beslechten, ontpopt zich niet alleen tot een ruzie tussen beide echtparen, ook de huwelijken zelf komen onder vuur te liggen.
Le Dieu du carnage van Yasmina Reza werd bij het grote publiek bekend door de film Carnage (Roman Polański, 2011). Nu brengt Toneelgroep Het Volk het stuk, in vertaling van Laurens Spoor. Het is een snedige komedie, waarbij normen, fatsoen en eigenwaarde het in meerdere mate moeten ontgelden: de mens wordt afgepeld tot holbewoner, die uiteindelijk onder het mom van het halen van zijn eigen gelijk alleen maar zoveel mogelijk herrie produceert.
Het stuk speelt zich af in het huis van Linda en Berry: aan de retro zeventigerjarenmeubeltjes, de quasi-achteloos opgestapelde kunstboeken en de prominente moderne kunst aan de muur, is al af te lezen dat Linda zich drukker maakt op haar reputatie dan dat diezelfde gewenste reputatie haar eigenlijk toelaat. Als Annet – nauwelijks binnen – dan ineens over haar dure, zeldzame boeken braakt (‘mijn Kokoschka!’) beginnen de maskers van fatsoen de eerste scheurtjes te vertonen. Van beide echtparen, overigens.
Die schijn van fatsoen wordt overigens geen moment opgehouden door Eelco, die ronduit uitkomt voor het feit dat hij hier tegen zijn zin zit, en voortdurend zichzelf en zijn gezelschap onderbreekt door discutabele telefoongesprekken te voeren. Hij is een mooie tegenpool van Berry; waar Eelco grossiert in onbeleefdheden, doet Berry dat (in eerste instantie) in fatsoen en plichtplegingen. Maar in dat contrast leggen ze beiden een soortgelijke leegte en nietszeggendheid bloot, waarin ze elkaar zo waar soms lijken te vinden. Zo veel verschil is er niet, dus.
Zo is het in eerste instantie een genietbaar verbaal vuurwerk, dat Wigbolt Kruijver en Bert Bunschoten (vaste kern van Toneelgroep Het Volk) samen met Minke Kruijver en Karlijn Kruijver, met aanstekelijk plezier brengen. Het is jammer dat ze niet de nuance en diepgang vinden om de hele zeven kwartier te blijven boeien. De toon van de humor wordt herhaling, de teloorgang van de relaties voorspelbaar, de scènes te schreeuwerig. Het is precaire materie: de personages zijn namelijk onuitstaanbaar, ze zijn toenemend onsympathiek, maar desalniettemin moet je ze als toeschouwer begrijpen en met ze meevoelen. Het lukt Toneelgroep Het Volk niet om voor iedereen steeds (al is het maar een glimp van) mededogen te voelen.
Joep Kruijver onkomt in zijn wat al te brave regie niet aan wat bij een gemiddelde ruzie snel ook voor de hand ligt: er wordt voortdurend in een cirkeltje geredeneerd, niet meer geluisterd en daardoor ook geen echte schade meer berokkend. Dan wordt het op een gegeven moment irritant: waarom gaan Annet en Eelco niet gewoon weg, denk je dan. En dat is dodelijk.
Foto: Hans Vissers