Het is een knallende voorstelling, maar ergens blijft er ook niet zoveel hangen van Urlands Eindtijd Revue. Nietzsche wordt geciteerd, Brünnhilde uit de Ring van Wagner is een constante, en uiteraard komt ook Jezus voorbij, in discussie met Zarathoestra, wat een van de meest gevatte momenten van de voorstelling oplevert. Toch is het vooral DEATH.DEF, de doom metal-band die Urland eigenlijk is geworden samen met de indrukwekkende drummer Jens Bouttery, die de meeste indruk maakt. Dan begint het theater te bewegen en wordt de leegte en de verveling, waarmee de voorstelling al even prachtig opent, van een tegenwicht voorzien.

De voorstelling begin prettig verstild en onthaast. Er gebeurt lange tijd zeer weinig op het podium, behalve dat het in een statig grijs is gehuld, met hier en daar een wolk uit de machine – god blijkt hier niet een bouwmeester, maar een theatertechnicus die er bijna uitkomt met zijn in den beginne. Daarna zapt de voorstelling snel door naar het heden, waarin alle tijden door elkaar lopen. Een wat sjofel uitgedoste man met baard in een gemotoriseerd karretje heeft het publiek dan al gewaarschuwd: het is al lang begonnen! De voorstelling, denk je schamper, maar hij bedoelt natuurlijk de eindtijd.

Toneeltjes op het grote toneel, van flitsende tv-show tot kitscherig-dramatische opera, de spelers lijken er per ongeluk terecht  gekomen te zijn, aan de hand van de grote technicus en voorbereid met een lesje yoga door Marlies Heuer, die de rol van godmother op zich lijkt te hebben genomen. Net als Zoroaster of Zarathoestra loopt ook zij met een kruk. De oude wereld loopt op haar laatste benen, laten we er een feestje van bouwen, lijkt Urland voor te stellen.

Je de eindtijd of apocalyps voorstellen is moeilijk, je ervan bewust zijn een soort onmogelijkheid. Dus wordt er naar lieve lust geciteerd. Terwijl de teksten in alle talen voorbijvliegen en de Babylonische spraakverwarring zorgt voor pijn in je nek van het omhoog kijken naar de boventiteling, telt op diezelfde hoogte een digitale klok de twee uur van de voorstelling terug. Dat maakt dat je halverwege je realiseert dat het nog lang niet afgelopen is met de eindtijd.

Behalve wervelende verveling en prettige verwarring, waarbij velen het doodgaan lijken te oefenen of het wachten of allebei, speelt de Ring van Wagner ook nog een rol. Welke precies wordt mij niet duidelijk. Aan het begin van de voorstelling worden scènes nog aangegeven met een kwalificatie van de beweging als wandelend of ruig, maar de vierde beweging (een adagio) lijkt oneindig te duren, zoals de Ring met de Club van Rome wordt vergeleken en de mensheid zo op één grote, gistende hoop terechtkomt.

Dat Cassandra de toekomst kan zien en daarom niet al te vrolijk is gestemd, hoeft niet te verbazen, maar wat de rol van Brünnhilde en Siegfried in De Eindtijd Reveue precies is, ontgaat mij. Een eindeloos durende scène, waarin ook slangen en wolven voorbijkomen – althans in de tekst, loopt uit op niets, en dat zal dan wel de bedoeling zijn. Ik noteerde dat bij minuut 56 het paard van Siegfried het toneel verlaat. Maar Brünnhilde blijft, als een verweesd personage zonder script.

Prettig zijn dan de rake teksten, de flitsende ritmes en de zware sound van de band, die om de zoveel tijd een nummer speelt, waar de zaal van opveert. Vuur kwam ik brengen, ik rijg je aan mijn fallus – het klinkt wat bot, maar de zang, de teksten, de beats en de bassen bevrijden de toeschouwer van het gepuzzel met de almaar stapelende scènes en verwijzingen.

Uiteindelijk stapt Marlies Heuer de grens over, half mens, half engel, maar ook dat is niet het einde. Haar laatste woorden klinken vol ongeloof. Als een ontnuchterde godheid die niet anders kan dan toegeven dat het godendom (of helden-) ook niet alles is. ‘Een mensenleven is belangrijk, zeg ik voortdurend tegen mezelf.’ Net als we denken dat het nu afgelopen is (de voorstelling, niet de wereld), zet de band nog eenmaal in. DOOOOR, DOOR klinkt het uit de diepte van de stem van een van de Urlanders. We kunnen niet anders, het is gruwelijk maar waar, ‘dansend op de rand van de afgrond’.

Foto: Julian Maiwald