Ruim twee jaar geleden zorgde De Warme Winkel voor een opgewekte kolderversie van De drie musketiers van Alexandre Dumas. Wat een feestje was dat in het Amsterdamse Bos bij de ondergaande zon. Als het zo lollig was als locatievoorstelling, dan moet het ook wel lollig zijn als speelfilm, dacht filmmaker Sam de Jong. Nee dus. Wat een vergissing. (meer…)
Twee biggenbroertjes en hun biggenzusje zijn voor het eerst op zichzelf aangewezen. Ze kennen hun sprookje, ze kennen het grote gevaar: de wolf. In De drie biggetjes en het wolfspak maakt Timothy de Gilde bij de Toneelmakerij van het bekende sprookje een coming-of-age verhaal vol humor, pakkende liedjes en een verrassende moraal.
Krul (Yamill Jones), Knar (Jip Smit) en Knor (Wart Kamps) zijn zó bang voor de wolf dat ze al schrikken als ze het woord uitspreken. Om zich goed voor te bereiden houden de biggetjes wolventraining, waarbij één van hen een wolvenpak aantrekt. Uit het pak blijkt meteen dat de biggetjes niet zo goed weten hoe een wolf er eigenlijk uitziet. Het is het onbekende waar ze bang voor zijn. Nu ze het huis uit zijn, moeten ze die angst onder ogen komen.
Joachim Robbrecht schreef in samenwerking met Artun Alaska Arasli een speelse tekst, vol verhaspelingen en verzonnen woordjes. ‘Bouwen’ wordt ‘bouwelen’, ‘bijna’ wordt ‘bijnana’ en de uitroep ‘What the Fifa’ slaat direct aan bij het jonge publiek. De drie acteurs brengen het kinderlijke taaltje vlekkeloos, waardoor hun komisch talent goed uit de verf komt. Daarnaast krijgen de performers door allerlei verkleedpartijen en persoonsverwisselingen ook de kans om humor in te zetten in hun fysieke spel. Met hun aanstekelijke spelplezier slagen Jones, Kamps en Smit erin om de aandacht van de zaal vast te houden van begin tot eind.
De scènes worden onderbroken door korte, vrolijke liedjes, die vaak meerstemmig worden gezongen. Niet elk liedje helpt het plot vooruit, maar absolute hoogtepunten zijn Jones’ slim geschreven, krachtige rapvariatie op ‘In Holland staat een huis’ en Smits pop-achtige ballad waarin ze sympathie vraagt voor de grote boze wolf, aan wie niemand immers ooit vraagt waarom hij eigenlijk zo boos is.
De Gilde maakt goed gebruik van de buitenlocatie in het Amsterdamse Bostheater. Om het speelveld en het publiek heen wordt het bos al snel dichter en donkerder, waardoor de dreiging van het onbekende steeds voelbaar is. Tegelijkertijd zorgen de acteurs er kundig voor dat het voor de jongste toeschouwers nooit té spannend wordt, door duidelijk te maken dat het allemaal spel is. ‘Dit bos zit vol enge wolven, luister maar naar deze soundscape’, zegt Kamps, waarop een soundscape vol wolvengehuil te horen is.
Uiteindelijk gaat De drie biggetjes en het wolfspak niet alleen over de angst voor het onbekende, maar ook over individualisme. Je eigen keuzes maken hoort bij opgroeien, maar je bent pas écht volwassen als je die keuzes niet maakt ten koste van de mensen om je heen. De Gilde laat zien dat zowel angst als een verlangen om zelfstandig te zijn ook lelijke kanten in je naar boven kunt brengen. Uiteindelijk moeten we leren omgaan met de wolf in onszelf en in die van de mensen van wie we houden.
De moraal is misschien wat zoetsappig, maar het is niet de boodschap die je aan het begin van de voorstelling verwacht. Dat is een kracht van De Gilde: tussen de pluizige, roze kostuums en olijke choreografieën door, weet hij het verhaal wat je verwacht steeds net een beetje om te draaien. Zo zet hij in een klein uurtje een vrolijke, verrassende familievoorstelling neer.
Foto: Sanne Peper
Wie heeft de muziek en de liedjes dan eigenlijk gemaakt?
De geprezen muziek en liedjes zijn van Bart Rijnink theaterkrant.