Bij Toneelgroep Amsterdam lijden alle personages van Couperus’ Kleine zielen aan een existentiële onrust ***
Goed idee, om de bijdragen van Toneelgroep Amsterdam aan de Ruhrtriënnale te wijden aan werk van Louis Couperus. Vorig jaar werd De stille kracht bewerkt voor het festival, nu speelt het ensemble De dingen die voorbijgaan, in coproductie met het Antwerpse Toneelhuis. Onze oosterburen kunnen een schrijver leren kennen van het hoogste Europese niveau en Nederlanders hoeven maar even de grens over te wippen om de kennismaking te vernieuwen. Regisseur Ivo van Hove is een gloedvol pleitbezorger: De dingen die voorbijgaan klopt in alle opzichten.
Als grootmoeder Ottilie (Frieda Pittoors) en haar vriend Emile Takma (Gijs Scholten van Aschat) binnenschrijden over de lange speelvloer, komen er twee eeuwen op. En meteen de motor van het familiedrama, de doem die als een aswolk over de generaties heen hangt. Of de kinderen en kleinkinderen nu weten wat er is gebeurd, ruim zestig jaar geleden in Indië, of niet, het staat bij iedereen hun ontwikkeling en welzijn in de weg. Oom Harold (Hans Kesting) noemt de demon uit het verleden eufemistisch en met groot ontzag ‘Het Ding’.
De locatie waar de voorstelling speelt is bijna even oud als Couperus’ roman uit 1906: de indrukwekkende Maschinenhalle van de voormalige kolenmijn Zweckel in Gladbeck. Door de strenge kozijnen van donker hout zie je de avond vallen. Onder hoge ijzeren spanten ligt een lange betegelde vloer in het verlengde van de tribune. Aan weerszijden staan eenentwintig stoelen op een rij. Spiegels verdubbelen de ruimte en confronteren de mensen met zichzelf. Deze wachtkamer van vormgever Jan Versweyveld is het vagevuur waarin de familieleden wachten op hun bevrijding. De redding moet van buiten komen; het lukt ze niet hun lot in eigen hand te nemen. Daar is ‘Het Ding’ te machtig voor.
De personages kijken elkaar niet aan: ze hebben ogen en hoofden neergeslagen en richten de blik naar binnen en naar vroeger. Ze zijn gekleed in tijdloos zwart. En dat terwijl de tijd zo belangrijk is. Dat laat de muziektafel achter op de vloer zien. Uurwerken met slingers tikken de tijd hoorbaar en zichtbaar weg. Harry de Wit speelt op dat klokkenspel van tijd, dat soms klinkt als een gamelan en zo de plaats van de misdaad weer oproept. Hoe kun je met zoveel reminiscenties hopen dat de dingen inderdaad voorbijgaan?
In zijn sterke, heldere bewerking van de roman geeft Koen Tachelet veel ruimte aan kleinzoon Lot (Aus Greidanus jr.), die op zijn achtendertigste nog niet met leven is begonnen, en zijn vijftien jaar jongere bruid Elly (Abke Haring), die de wereld in wil. Zij kijken elkaar wel aan, zij het met verschillend gerichte blikken, en even lijken zij een voorbeeld van dat het toch kan. Op hun huwelijksreis naar het lichte en onbezorgde zuiden komen ze bij Lots zus Ottilie in Nice terecht, waar ze hun ontsnapping vieren met een decadent maal. Maar terwijl ze nog ondergedompeld zijn in champagne, slagroom en aardbeien, vraagt Elly al: ‘Waarom zijn wij eigenlijk getrouwd?’ Uit met de pret. Daar komt de begrafenisstoet uit Den Haag alweer aan om de resten van hun uitspatting op te ruimen.
Niemand spreekt zich uit, iedereen verwerkt de doem van de familie op een andere manier. Verdrongen verlangens en verstoorde gevoelens doen hun verwoestende werk. Seks is altijd de katalysator. Al vanaf het begin slaat elke zoen en elke omhelzing door tot ruim voorbij de familiale hartelijkheden. De dingen die voorbijgaan is klaargemaakt in een Freudiaanse snelkookpan. Tante Thérèse (Celia Nufaar) koos geforceerd voor religieuze preutsheid, oom Anton (Hugo Koolschijn) werd een regelrechte pedofiel en heeft geen probleem met incest, Lot werd aseksueel, dokter Roelofsz liet zich lichamelijk betalen om te zwijgen. Couperus wond er geen doekjes om. Daarnaast, als een afgeleide drijfveer, speelt geld een grote rol. Ina (Maria Kraakman) maakt dat het beste duidelijk.
Van Hove, Versweyveld, Tachelet, De Wit en de vijftien acteurs, die stuk voor stuk een uitstekende bijdrage leveren, maken van De dingen die voorbijgaan een uiterst rijke voorstelling in zowel woord als beeld. Greidanus jr. drukt de problematiek uiteindelijk het meest geconcentreerd uit. Hij zinkt steeds verder weg in de witte nevel die na de dood van de oudste generatie de zwarte sneeuw onzichtbaar heeft gemaakt. Zijn vrouw is vertrokken om werkelijk iets voor de wereld te gaan doen. Terwijl hij steeds verder verdwijnt, zegt hij: ‘Morgen begin ik.’
Foto: Jan Versweyveld
kapot lang