In het decor van George en Eran worden racisten speelt Lebbis gedurende het George & Eran Zomerfestival drie dagen lang een speciaal cabaretprogramma over het coronavirus. Lekker nonchalant neemt hij in het zestig minuten durende programma drie vragen door over corona: 1. Hoe komt het hier? 2. Hoe was de lockdown voor Hans Sibbel? en 3. Hoe nu verder? (meer…)
Waar vind je ze nog? Cabaretiers die onversneden moralistisch durven te zijn. Ondanks de reputatie van het opgeheven vingertje blinkt het hedendaagse cabaret voornamelijk uit in politieke kleurloosheid. Hans Sibbel, beter bekend als Lebbis, is de uitzondering die de regel bevestigt. Hij heeft van uitgesproken meningen zijn handelsmerk gemaakt. Ook in zijn nieuwe solo, De bovengrens, trekt hij weer fel van leer tegen beleggers, verzekeraars en vooral zijn eigen publiek, dat natuurlijk geen haar beter is dan al die zogenaamde schurken.
Want uiteindelijk kiezen we toch allemaal voor die goedkope vliegtickets en voor die speciale bonusaanbieding. We willen toch geen dief zijn van onze eigen portemonnee? En zo consumeren we onszelf en het klimaat naar de klote. Overvloed is slecht, zo stelt Lebbis. Juist van schaarste worden we inventief. Met een paar rake grappen weet hij dat punt overtuigend neer te zetten.
Sowieso ligt het humorniveau van deze voorstelling hoog, zoals we dat van Lebbis gewend zijn. Hij is een geroutineerde stand-up comedian, die met een gewiekste combinatie van herkenning en (lichte) overdrijving de lachers makkelijk op zijn hand weet te krijgen, of het nou is met een verhaal over zijn gebrekkige klusvaardigheden of een tirade tegen mensen die zeuren over een te lange rij bij de kassa.
Het knappe aan Lebbis is dat het bij hem, ondanks zijn activistische toon, nooit prekerig wordt. Dat komt in de eerste plaats omdat zijn woede oprecht voelt, en goed geïnformeerd. Hij is iemand die zich verdiept in maatschappelijke thema’s als klimaatverandering en economie en die zo tot een onderbouwde kritiek komt op de manier waarop onze samenleving op dit moment is georganiseerd. Wie er goed over nadenkt, ziet dat we de dingen fundamenteel anders moeten gaan doen. Die gedachte klinkt door in Lebbis’ tirades, en je denkt: hij heeft gelijk!
Minstens zo belangrijk voor Lebbis’ hoge gunfactor is dat hij zichzelf niet spaart. Hij geeft toe dat hij zelf ook nog steeds af en toe vlees eet, omdat hij dat zo lekker vindt. Hij gaat nog eens per jaar met het vliegtuig. Uiteindelijk ligt in die zelfkritiek zelfs de kern van de voorstelling. Lebbis betoogt dat regels nodig zijn – ‘Als we niet beperkt worden, doen we gekke dingen’ – maar ook dat er soms ruimte moet zijn voor een zekere soepelheid in de toepassing van de regels, omdat sommige fouten vergeeflijk zijn en geen mens nu eenmaal een heilige is.
Lebbis is tenslotte ook een optimist. Al zijn kritiek is juist bedoeld om duidelijk te maken dat wij als mensheid zoveel beter kunnen, dat we eigenlijk slim genoeg zijn om onze eigen fouten in te zien en ons leven te beteren, stapje voor stapje, met vallen en opstaan. Met die boodschap in je achterhoofd verlaat je na anderhalf uur dan toch weer goedgemutst de zaal. Je kunt er voorlopig weer even tegenaan.
Foto: Martin Oudshoorn