In een witte tent staat een mand citroenen op de grond, er hangt witte was aan een lijntje en er staat een kooi met een klein blauwrood vogeltje. Middenin de ruimte staat een grote tafel, waaraan de bezoekers plaatsnemen. (meer…)
De zon schijnt volop en iedereen smeert zich in met factor 50 voor we met onze stoeltjes een wijngaard te Oterleek in trekken. Tussen de druiven, in een klein weiland, staat een soort krater opgebouwd uit spiegels. Het is het gat waar deze voorstelling over gaat. Dat Gat van Femke Arnouts is een productie van Karavaan Festival 2024, dat rond Alkmaar theater op locatie presenteert. Als iedereen zijn stoel in het gras heeft neergezet rijdt er een brommertje voorbij met een vrouw in een gele bodywarmer erop. Kort daarna fietst er een vrouw voorbij in een paarse jas. De brommer rijdt door, de fiets draait om.
De eerste woorden die over het weiland klinken vormen de vraag: ‘Wat is dat?’ Een vraag die kinderen onophoudelijk stellen om er langzamerhand achter te komen hoe de wereld rond ons werkt. Vaak met een waarom-vraag erachteraan. Op diezelfde manier benaderen de twee personages in deze voorstelling de wereld. Wat is dat, leven? Hoe doe je het en kun je er ook voor kiezen om het niet te doen?
Jip Smit speelt Anja, een vrouw die sinds ze het gat gezien heeft niet meer terug op haar fiets kan stappen en door kan gaan met het leven. Op een speelse en soms kinderlijke manier probeert ze met het gat in interactie te gaan. Ze vertelt het gat wie ze is (Anja, mens, vrouw, iemand met een zwem- en havo-diploma). Ze vertelt het gat over hoe astronauten in een geluidloze ruimte in Minneapolis getraind worden om om te gaan met stilte, of eerder met het geluid dat er in hen klinkt als al het geluid erbuiten wegvalt. Anja lijkt de wereld om haar heen als zo’n ruimte te ervaren. Ze is er alleen niet voor opgeleid, en weet niet wat te doen met al dat niks dat zo hard in haar doorklinkt.
Berthe, gespeeld door Arnouts, houdt de dingen graag vast. Ze vindt dat het gat er niet echt is, omdat een gat niks is. Twee verschillende manieren om om te gaan met de confrontatie met het niks. In een reeks ontmoetingen tussen deze twee vrouwen tekent zich zo een introductieles existentialisme af. Geef je toe aan het absurde van het leven, de zinloosheid ervan, de banaliteiten, of geef je toe aan het gat?
In een soms grappige, en vaak liefdevolle tekst werkt Arnouts die vraag uit. Met het gat als aanspreekpunt en als spiegel proberen twee vrouwen hun relatie tot elkaar en tot het leven te begrijpen. De talrijke herkenbare, alledaagse observaties geven de twee personages veel kleur. Is zin geven aan de leegte van het leven niet ook steeds opnieuw dezelfde film kijken, waarvan je al weet hoe hij eindigt, maar ook dat je hem prachtig vindt?
Op een fijne manier spelen Arnouts en Smit met de locatie. Ze gebruiken langsrijdende brommers om kracht aan hun woorden te geven en betrekken soepeltjes een roepende voorbijganger. Ook is de vormgeving van het gat bijzonder goed gekozen. De spiegels van de krater reflecteren niet alleen de twee spelers, maar ook het zonlicht, waardoor er op waardevolle momenten een soort spotlight op de een of de ander valt. In de laatste scène staan de zon en de spiegels zo dat het licht bijna verblindend mijn kant op komt. Het had een perfect kloppend lichtplan kunnen zijn.
In een weiland, een toepasselijke plek om het over het niets te hebben, leiden de twee spelers het publiek een rondje om het gat. We bekijken het, herkennen onszelf en sommigen van ons zijn vast tot eenzelfde conclusie gekomen als waar Berthe toe was gekomen als ze in het publiek had gezeten. Dat middagen zoals deze kleur geven aan dit al dan niet absurde leven.
Foto: Laurien Riha