De Nationale Opera heeft een voor de hand liggende maar heel gelukkige beslissing genomen. Toen de regering aankondigde dat de theaters vanwege de corona-epidemie van vijf uur ’s middags tot vijf uur ’s ochtends gesloten moeten blijven, is besloten alle voorstellingen van Verdi’s opera La Traviata in matinees om te zetten, die om 14.00 uur beginnen en vóór 17.00 uur ophouden. (meer…)
Tegen het eind van Das Floss der Medusa van Hans Werner Henze wendt De Dood (Lenneke Ruiten) plotseling haar camera richting publiek. Op het gaasdoek achter de sopraan verschijnt de lege zaal van de Stopera; in plaats van onszelf zien we een zee van lege, rode stoelen. Het voorafgaande uur zagen we toneelbrede projecties van een zwarte man (Amadou Ndiyae) die eindeloos rondzwemt in een horizonloze golvenmassa. Deze zal hem onherroepelijk verzwelgen. Op drift tot de dood erop volgt.
Een confronterend beeld. Wij keken toe vanaf onze comfortabele zitplaatsen, als voyeurs die heimelijk genieten van andermans leed en geen poot uitsteken om hem te helpen. Zo houdt regisseur Romeo Castellucci ons een spiegel voor; de lege zetels vormen een onthutsende reflectie van onze innerlijke leegte. Afgestompt door de onophoudelijke beeldenstroom van verschoppelingen die op wrakke bootjes een veilig heenkomen zoeken, gaan wij schijnbaar onbewogen over tot de orde van de dag. Zelf noemt Castellucci dit de ‘schipbreuk van onze starende blik’.
De uitverkochte zaal – met verrassend veel jongeren in het publiek – reageert enthousiast op zijn enscenering van dit omstreden oratorium van Hans Werner Henze. In 1968 kon de première van Das Floss der Medusa niet doorgaan vanwege hevige protesten. De muziek werd als reactionair beschouwd, want niet modernistisch maar voortbordurend op de muziektraditie; de inhoud werd veroordeeld als communistische propaganda. Henze had zijn werk opgedragen aan de Argentijnse vrijheidsstrijder Che Guevara.
Het libretto van Ernst Schnabel is gebaseerd op een waargebeurd verhaal. In 1816 vaart een konvooi van Franse schepen naar Senegal, maar vlaggenschip Medusa strandt vlak voor het bereiken van zijn bestemming. De elite kiest een veilig heenkomen via de reddingsboten en laat 154 vrouwen, mannen en kinderen aan hun lot over op een gammel vlot. Slechts veertien van hen overleven de waterhel; de mulat Jean-Charles die met een rode vlag het reddende schip nabij heeft gewenkt, sterft vlak nadat hij aan boord is gebracht. Drie jaar na de ramp schilderde Théodore Géricault zijn vermaarde doek Het vlot van de Medusa, een bittere aanklacht tegen onrecht.
Henze voert in zijn oratorium slechts drie karakters op, bijgestaan door een symfonieorkest, twee koren en een kinderkoor. De rol van de mulat Jean-Charles wordt vertolkt door een bariton, de dood is een sopraan, een spreekrol is weggelegd voor Charon. Hij somt als onpartijdige middelaar tussen dood en leven de gebeurtenissen op. Helaas gaat het daar mis. Het Duits van de Amerikaanse bariton Dale Duesing is nauwelijks verstaanbaar en hij weet je geen moment mee te zuigen in het verhaal. Treffend is wel de roeispaan die hij bij zich draagt. Als deze tergend traag naar de nok van de Stopera gehesen wordt weet je dat het einde naakt.
‘De Dood is een uiterst verleidelijke vrouw’, zei dirigent Ingo Metzmacher in een interview. Dat is de tweede misser: gestoken in zuidwester en overmaatse kaplaarzen, zich voortdurend verschansend achter haar televisiecamera, is Lenneke Ruiten allesbehalve aanlokkelijk. Het vergt een enorme dosis willing suspension of disbelief te geloven dat zij ook maar iemand zou kunnen verleiden zich in haar dodelijke omarming te storten. Ruiten slaagt er evenmin in haar ongelukkige typering te ontstijgen; haar in principe zoetgevooisde lokroep klinkt wat schel in de hoogte.
Het meest overtuigend is de bariton Bo Skovhus, die zijn rol van Jean-Charles wel een zekere dramatiek weet mee te geven. Zijn lyrische zanglijnen worden omcirkeld door intieme soli van de houtblazers van het uitstekend spelende Nederlands Philharmonisch Orkest. Ook het Koor van de Nationale Opera, Cappella Amsterdam en Nieuw Amsterdams Kinder- en Jeugdkoor weten geregeld te ontroeren. Met hemelse gezangen maken zij de lokroep van de dood wél invoelbaar, terwijl zij je anderzijds met angstaanjagend dissonante klankuitbarstingen de stuipen op het lijf jagen.
De zangers doemen als verloren zielen achter het gaasdoek op, deinend op de trage golfslag van de onverbiddelijke zee. Hartverscheurend is het moment waarop zij door de golven worden verzwolgen, hun opgestoken handen graaiend naar het donkere niets. Indrukwekkend en tegelijkertijd beangstigend zijn ook de beelden van het almaar klotsende water waarin niet alleen de zwarte man, maar ook wijzelf dreigen te verdrinken.
Minder geslaagd zijn de credits op het filmdoek, als schotelt Castellucci ons een documentaire voor. Doet het werkelijk ter zake dat Mamadou Ndiaye getrouwd is, twee kinderen heeft en vier dagen in het water dobberde op de plek van de schipbreuk? Het werkt bovendien verwarrend als we op het scherm lezen over dag drie, terwijl op het toneel dag twee aanvangt.
Jammer ook dat Castellucci zo’n beetje de enige regieaanwijzing uit het libretto niet volgt. Hoewel Charon aangaf dat levenden en stervenden zich rechts ophouden en de doden links, zien we het koor telkens als één massa op de achtergrond.
De muziek van Henze is expressief en beeldend. Duister grommend slagwerk begeleidt de woorden van Charon, zinnelijke strijkers vergezellen het gezang van De Dood. Vervaarlijk schetterend koper en kakofonisch aanzwellende fortissimi verbeelden de chaos van mensen die elkaar te lijf gaan om het laatste restje drinkwater.
Metzmacher voert zijn troepen trefzeker door Henzes gevarieerde partituur, maar het almaar schakelen tussen bekoring en ontzetting werkt op den duur averechts. Je wordt onverschillig voor de zoveelste wanhoopskreet. Zo bezien is Das Floss der Medusa niet alleen een ‘schipbreuk van onze starende blik’ maar ook een ‘schipbreuk van ons luisterende oor.’
Foto: Monica Rittershaus
Eigenlijk zijn we het met elkaar eens (zekr wat de regie betreft!), al hebben we het anders verwoord.
Alleen wat Duesing betreft verschillen we van mening: ik vond hem weergaloos!
Mijn verhaal:
https://basiaconfuoco.com/2018/03/14/das-floss-der-medusa/
Een fascinerende avond.
Zangtechnisch prachtig, een uiterst boeiend libretto dat qua uitersten enigszins in herhaling valt en een overweldigend samenspel van toneelbeeld (film) en spel.
In het licht van culturele toe-eigening is het bijzonder dat Castellucci zijn grootste zingende rol (een mulat) en een ensemble dat volgens een letterlijke omschrijving in het libretto bestaat uit Corsicanen, Marmeloeken, Sardiniërs en Moren, uit laat voeren door louter blanken. Een cynische aanklacht of een verwijtbare misser? Wanneer tegen het eind van het stuk de camera van de dood een lege theaterzaal laat zien, wordt dit op een pijnlijke manier duidelijk. Castellucci laat de kijker eerst een uur naar een uiterst poëtische aanklacht tegen de (blanke westerse) machthebbenden en machtsstructuren kijken, maar wrijft dit thema hierna op een onnodige en onsubtiele wijze nog eens in. Een pijnlijke misser. Het onderschatten van het publiek duidt hier op een gebrek aan spot en dus een verwijtbare misser qua casting. Een zaal vol blanke mensen, een toneel vol blanke mensen, maar wel een zeemansgraf voor een zeer kleurrijk gezelschap, waarbij de moor, één van de velen in dit verhaal, op beeld veilig op afstand blijft.
Ik vond het ook een beetje jammer dat Jean-Charles niet werd gezongen door bijvoorbeeld Roderick Williams en eigenlijk vond ik die rondzwemmende zwarte man ook wat stereotiep. Maar die lege stoelen vond ik dus juist weer sterk.
Beste Thea Derks,
Ik wil toch graag even opmerken dat wij trots mogen zijn dat wij een ster van wereld formaat als Lenneke Ruiten hebben. Haar hoogte is zeldzaam mooi! En het is een schande dat zij zo weinig in nederland te horen is.
U slaat wat mij betreft de plank volledig mis als u haar hoogte op deze manier beoordeeld. Haar techniek is weergaloos. Een stem als de hare kom je niet vaak tegen bij DNO. Wellicht voldoet zij niet aan uw voorkeur, maar haar weg te zetten als hebbende een schel geluid in de hoogte doet haar tekort en om eerlijk te zijn doet u uzelf ook tekort, in die zin dat u haar grootsheid blijkbaar niet herkend.
Wonderlijk – ik vond het eigenlijk een mislukte voorstelling. Enerzijds was er de eindeloze stroom visuele vondsten, zonder dragende gedachte, die de stuwende kracht van de muziek juist doorlopend ondermijnde. Ik moest echt mijn ogen dicht doen soms. Anderzijds de twijfelachtige politiek van het stuk – zoals zo vaak lopen post-koloniale voornemens uit op neo-koloniale oenigheid. Terwijl de witte mensen in hun veilige theater hun hoog-burgelijke ding doen, laten ze de zwarte man zwijgend een sportieve inspanning leveren. Hij krijgt niet eens de eer een slachtoffer te spelen, nee, hij is slechts illustratie. Ongekend hoor, in deze tijd. En dan als ontgoochelende kers op de taart: iedereen ontvangt applaus, behalve Amadou Ndiyae. A trainwreck, deze voorstelling.
Ik vond het regieconcept nogal schaamteloos. Door een relatie te suggereren met verzonken vluchtelingen door een man 4 x 8 uur in zee te laten zwemmen met een cameraploeg erbij en dan ook nog de namen van de leden van het koor te projecteren als waren zij verdronken slachtoffers – het is nogal wat! Was dan liever gratis zwemvesten gaan uitdelen! De muziek boeide mij overigens zeer. Jammer van het concept.
Het is misschien merkwaardig, maar ik was destijds -november 2014- veel meer onder de indruk dan afgelopen vrijdag. In 2014 stonden de koren van de doden en de overlevenden in het Concertgebouw tegenover elkaar; gaandeweg werd het koor van de levenden kleiner en dat van de doden groter. Dat was indrukwekkend. Ik kan me ook herinneren dat ik de tekst van Schnabel prachtig vond. Voor mij ‘verdronk’ de tekst nu in de zee van filmbeelden. Jammer!
Het stoorde mij ook dat Castellucci zich niet hield aan de regieaanwijzing betreffende de stervenden en de levenden, een vreemde keuze.
Ik vond het een indrukwekkend gebeuren. Al zijn er wel – maar die zijn hier al gemaakt- bet wel kanttekeningen bij te plaatsen. Het s niet voor het eerst dat een regisseur zich niet aan de regieaanwijzingen van de copoist houdt…. Hij volgt gewoon zijn eigen -dus beperkte- concept. Ook ik was bij die matinee-uitvoering. Daar werd je niet afgeleid. Maar Henze schreef ook geen opera: hij schreef een oratorium. Een uiteraard waardeer ik de pogingen van de opera om daar (Handel, Schönberg) opera’s van te maken, maar er wringt toch iets. En inderdaad: de dood als verleider/verleidster. Deze Trump -achtige haaibaai van een paparazzo? Ze zong overigens wel grandioos! Ik hoop op een herhaling, ook al om al het hier te berde gebrachte nog eens te kunnen verifiëren.
Zangtechnisch / muzikaal vonden ik en mijn operagenoot het best een goede avond, maar o, wat stoorde het filmdoek met daarop de watertrappelende Afrikaan (met alle respect voor de sportieve prestatie). Veel te gewild, ook. Dat doek schiep een onoverbrugbare afstand tussen ons als publiek en de uitvoerenden die zo hun best aan het doen waren. De teksten erop waren ook zeer afleidend. Deze regie (althans de film) stoorde de muziekbeleving, waarvoor je als luisteraar toch al flink je best moet doen. Het stuk heeft ons geen moment geroerd of meegesleept. Een concertante oratoriumversie had ons waarschijnlijk meer kunnen bekoren.