Grote stukken ‘zeespiegels’ omringen een hoekig houten eiland, met daarop een hoge houten toren van ladders. Daarin bevinden zich drie mannen onder een zwak schijnende lamp. Het zijn de drie laatste vuurtorenwachters ter wereld. (meer…)
Al direct aan het begin van de film wordt het werk van choreografe Wies Bloemen, artistiek directeur van Danstheater AYA, in persquotes samengevat. Haar danstheater voor jongeren is ruig, woest, meeslepend, grappig, aangrijpend, toegankelijk. Maar ook de minder positieve quotes worden niet gemeden, zoals dit citaat over Bezems uit de NRC: ‘Het humorloze jaren-tachtig-feminisme van Bloemen zorgt voor een hoop gegaap.’
Die openhartigheid is de grootste troef van de dansdocumentaire Dans onder vuur, die gisteravond in het Ketelhuis in première ging. Choreografe Wies Bloemen praat openhartig over haar relatie met haar partner, haar kinderen, haar moeder, over de overgang en, natuurlijk, over de dans.
Over waarom ze besloot dans voor jongeren te maken – ‘omdat die nog ontroerd willen raken’ – en waarom ze eigenlijk zo goed met dansers met een ander temperament en een andere ‘kleur’ kan werken. ‘Eigenlijk ben ik een hele grote zwarte negerin van binnen.’ Het werk in haar dansstudio wordt afgewisseld met scènes thuis, waarin Bloemen worstelt met twee puberende kinderen en een op het oog weinig behulpzame partner. Ook Bloemen zelf ontgaat de ironie niet. ‘Ik werk veel liever met twintig dansers dan dat ik twee pubers op moet voeden,’ zegt ze in de trailer.
Dans onder vuur geeft een interessant kijkje achter de schermen, maar perfect is de documentaire niet. De allerlaatste scène, waarin zakelijk leider Manuel Segond von Banchet met de (positieve) subsidie-uitslag komt aanlopen en Bloemen zich vervolgens afzondert, voelt te geënsceneerd. Het grootste struikelblok is de te korte speeltijd. Vijftig minuten is dan wel het perfecte formaat voor documentaires op tv, maar in de zaal wordt daardoor te veel te weinig aangestipt. Bloemens relatie met haar kinderen moet in twee korte scènes worden geschetst. Andere dilemma’s worden meer gezegd dan getoond, zoals de wrok van de partner dat Wies kostwinner is (Bloemen: ‘Je bent jaloers.’ Partner: ‘Ja, dat klopt.’)
Er speelt nog meer: de kans dat Danstheater AYA geen subsidie meer krijgt, het gevecht om jongeren te interesseren in iets abstracts als dans. Het is dapper dat documentairemakers Mildred Roethof en Annegré Bosman zoveel willen aanstippen, maar daardoor komt niet alles even goed uit de verf. Dans onder vuur bevat veel, boeiende rode draadjes waar kort aan wordt geplukt maar die niet worden ontrafeld.